Eerste kolonie van de invasieve plaagmier in de natuur

Dunea, EIS Kenniscentrum Insecten, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
24-MRT-2025 - De plaagmier is een invasieve mierensoort die superkolonies vormt. In Nederland komt de soort al heel lang voor binnen het stedelijke gebied, maar in 2021 is een kolonie in het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide aangetroffen, de eerste die zich op de rand van stad en natuur bevindt en daarmee een bedreiging kan vormen voor belangrijke natuurwaarden.

Er komen in Nederland vele exotische mierensoorten voor, waaronder enkele invasieve. Dergelijke invasievelingen kunnen zich over het algemeen snel en explosief voortplanten doordat per kolonie meerdere koninginnen eitjes leggen. Dit resulteert in grote kolonies met veel samenwerkende mieren. De kolonie breidt zich op die manier uit als een olievlek. Het geheel wordt dan een ‘superkolonie’ genoemd. De invasieve soorten zijn meestal ook goed bestand tegen verstoring. Alle bij ons invasieve soorten komen uit landen ten zuiden van ons en zijn dus warmteminnend. Deze invasieve mieren waren tot voor kort alleen uit stedelijke omgeving bekend. Hier komen ze terecht met uit zuidelijke landen geimporteerde tuinplanten. In stedelijke omgeving is het klimaat door de warme, stenige omgeving gunstig voor deze soorten.

Werkster van de plaagmier

De plaagmier (Lasius neglectus) is één van deze invasieve soorten. Ze komt oorspronkelijk uit Oezbekistan en omliggend Centraal-Azië. In veel Europese landen komt de plaagmier invasief voor. In Nederland is deze soort waarschijnlijk al midden jaren zestig geïntroduceerd en er zijn nu veel kolonies bekend uit steden. Populaties in Katwijk, Noordwijk, Leiden, Den Haag en Wassenaar vormen het belangrijkste cluster van de plaagmier in ons land. In 2021 werd bij toeval een enorme kolonie ontdekt bij de Vlakte van Waalsdorp, een natuurgebied dat onderdeel is van Meijendel, op de rand van Den Haag. Dit is de eerste kolonie van een invasieve mier in de natuur in Nederland (en Noordwest-Europa). Afgelopen jaar is een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de ecologische effecten die een dergelijke superkolonie heeft op de natuur.

Verspreiding

De plaagmieren werden bij toeval ontdekt in 2021, op het Pieter Kuijtpad: het fietspad tussen de Bourdonklok en het eindpunt van de Oude Waalsdorperweg. De verspreiding van de plaagmier is in 2024 in kaart gebracht en de grootte wordt geschat op minimaal 3,4 hectare. In dit gebied bevinden zich een deel van Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide (van drinkwaterbedrijf en natuurbeheerder Dunea), enkele ‘bedrijfsterreinen’ van Defensie, TNO en de NAVO, en bermen van de provincie en de gemeente. Gezien de omvang van de kolonie is de plaagmier mogelijk al ruim tien jaar in dit gebied aanwezig. Het fietspad is bijvoorbeeld in 2014 vervangen wegens verzakkingen die hoogstwaarschijnlijk zijn toe te schrijven aan het gegraaf van de mieren in de plaagmierkolonie.

Het Pieter Kuijtpad met erg veel door de plaagmier omhooggewerkt zand

In veel gevallen wordt aanvoer met potplanten aangevoerd als de introductieroute van exotische mieren. Dit kan gebeurd zijn op een van de ‘bedrijventerreinen’. Een in dit geval meer voor de hand liggende optie is dat de besmetting afkomstig is uit de omgeving. Aanvoer vanuit een nabijgelegen plaagmierkolonie in Wassenaar, Leiden, Katwijk aan Zee of Den Haag is mogelijk, waarbij met name het ‘dumpen’ van tuinmateriaal aan de rand van het natuurgebied voor de hand ligt.

Effecten op inheemse mieren

In Europese literatuur wordt beschreven dat de plaagmier vanwege de grote hoeveelheid werksters en de daarmee samenhangende druk op het beschikbare voedsel een sterke invloed kan hebben op allerlei onderdelen van een voedselweb. Als concurrent kunnen ze andere (inheemse) mieren verdrijven. Veel mieren hebben eenzelfde dieet en zijn sterk afhankelijk van honingdauw van bladluizen als energierijk voedsel. Als plaagmieren de bladluizen – maar bijvoorbeeld ook ander voedsel als aas en nectar – monopoliseren, dan drukken ze hiermee andere mierensoorten weg.

Bij de Vlakte van Waalsdorp is onderzocht of er effecten zijn van de plaagmier op het voorkomen van andere mierensoorten (zie onder). Hieruit bleek dat er een duidelijke negatieve relatie was tussen het aantal mierensoorten en de talrijkheid van de plaagmier op een plek. Het meest duidelijk was dit negatieve effect op de bruine renmier (Formica cunicularia), die significant minder voorkwam als er plaagmieren voorkwamen. Dit eerste onderzoek geeft aan dat er effecten optreden op inheemse mieren en dat diepgravender onderzoek gewenst zou zijn.

Effecten op bladluizen

Veel mierensoorten zijn afhankelijk van bladluizen voor hun voedsel en koesteren daarom deze insecten. Dat wil zeggen dat ze de bladluizen beschermen tegen predatoren en soms ook verplaatsen naar gunstige plekken. Als er veel mieren zijn, zijn er daarom meestal ook veel bladluizen. Bladluizen hebben weer effecten op hun waardplanten. Ook hiernaar is onderzoek gedaan bij de Vlakte van Waalsdorp. Om te kwantificeren of de bladluisdruk verschilt tussen gebieden binnen en buiten de plaagmierkolonie, is een telling uitgevoerd van het aantal bladluizen (Chaitophorus populeti) op opslag van witte abeel. Binnen de plaagmierkolonie was het aantal planten met bladluizen en mieren veel hoger dan erbuiten. Op planten met plaagmieren waren echter niet meer levende bladluizen aanwezig, maar wel meer ‘bladluismummies’. Dat zijn door parasitaire wespen geparasiteerde bladluizen. Het hoge aantal bladluismummies binnen de plaagmierkolonie is opvallend. Zij zijn zeer waarschijnlijk geparasiteerd door schildwespen uit het genus Lysiphlebus. Deze wespensoorten zijn sterk chemisch gecamoufleerd, en worden dus door de werksters niet als een bedreiging gezien. Uit literatuur blijkt dat Lysiphlebus-wespen sterk kunnen toenemen zodra bladluizen veel verzorgd en beschermd worden door mieren. Vermoedelijk als gevolg van een predator-vrije omgeving en minder concurrentie door andere parasitaire wespen. Het is een mooie illustratie van de effecten die grote hoeveelheden mieren hebben op voedselwebben.

De parasitaire wesp Lysiphlebus kan vanwege chemische camouflage rustig eitjes leggen in de bladluizen die door de plaagmier worden verzorgd

Effecten op voorzieningen

De plaagmier kan, net als andere invasieve mierensoorten, in woonwijken overlast veroorzaken door bestrating te ondergraven, huizen binnen te dringen en binnen- of buitenshuis schade aan te richten aan elektra. De kosten voor het weer netjes maken van bestrating en voor de bestrijding die bewoners vaak uitvoeren kunnen hoog oplopen. Binnen de kolonie bij de Vlakte van Waalsdorp bevinden zich verschillende bedrijfsgebouwen, fietspaden, wegen en parkeerplaatsen. Eén fietspad is dus al hersteld na verzakkingen. In de bedrijfsgebouwen werd soms wel veel overlast ervaren van mieren op met name voedsel(resten) en in koffieautomaten, maar werd tot nu echter geen schade gemeld. Wel werden door één bedrijf flinke kosten gemaakt voor het beheersen van de mierenaantallen.

Het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide is een drinkwaterwingebied. Voor kwaliteitsbewaring van het drinkwater moet er, afhankelijk van de afstand tot de winputten, een relatief ongestoorde, onverzadigde bodemlaag te zijn. Dit is de bodem boven het grondwaterpeil. De komst van de plaagmier in dit gebied wierp de vraag op in hoeverre de bodembewerking door een superkolonie van een invasieve mierensoort effecten op deze bodemlaag kan hebben, en dus op de waterkwaliteit. Verschillende metingen van nestdieptes lieten echter zien dat de mieren zich niet erg diep ingroeven. In plaats daarvan bevonden ze zich in open gebied rondom de wortels van grassen en kruiden, tot 15 centimeter diep. In een bosje gingen de mieren dieper de bodem in, tot 40 centimeter diep langs de wortels van bomen. Er zijn voorlopig dus geen zorgen om de onverzadigde bodemzone en ook niet om invloed van de plaagmieren op de kwaliteit van toekomstig drinkwater.

Hoe verder?

De plaagmierkolonie is te groot en complex om effectief bestreden te worden. Het is de vraag of de soort ooit verdwijnt uit het natuurgebied en in en langs gebouwen en infrastructuur. Dat is lastig, maar biedt wel ruimte om verder onderzoek te doen naar de (ecologische) effecten van deze eerste superkolonie van een invasieve mier op de rand van stad en natuur. Dit is relevant, aangezien invasieve mieren op steeds meer locaties een probleem worden en de kans dat er meer kolonies in de natuur worden aangetroffen daarmee ook groter wordt. Het onderzoeksrapport is gepubliceerd op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Tekst: Rick Buesink, Martijn Kos & Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten; Maarten Werink, Dunea; Lisette de Hoop, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Foto’s: Rick Buesink (leadfoto: plaagmieren nuttigen honingdauw van de bladluis Pterocomma populeum op witte abeel, terwijl een zweefvlieglarve probeert bladluizen te eten); Jitte Groothuis, Jittebug EntoArt; Jinze Noordijk