Gestage opmars van de plaagmier
EIS Kenniscentrum InsectenDe plaagmier (Lasius neglectus) is een invasieve exoot. Na zijn ontdekking (in Boedapest, Hongarije, in de vroege jaren 1970) komt de soort al wijdverspreid voor in Europa en West-Azië. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied was tot voor kort onbekend, maar recent onderzoek heeft uitgewezen dat dat – zoals al wel werd vermoed – Centraal-Azië is, met name Oezbekistan.
De soort vormt na vestiging in een nieuw gebied uiteindelijk grote kolonies (superkolonies) met veel eierleggende koninginnen, vooralsnog alleen in stedelijk en halfstedelijk gebied. Ze kunnen ook in huizen binnendringen om daar te nestelen en voedsel te zoeken, met soms flink veel overlast tot gevolg. EIS monitort en bestudeert deze mier om zo bij te dragen aan betrouwbare determinaties, risicobeoordelingen en bestrijding.
Terugkijkend heeft de eerste introductie in Nederland al in het begin van de jaren zestig plaatsgevonden. De afgelopen jaren raakte de aandacht voor de aanwezigheid en overlast van de plaagmier enigszins op de achtergrond door de spectaculaire opmars van een andere invasieve mier, het mediterrane draaigatje (Tapinoma nigerrimum-complex). Van de plaagmier is het aantal vindplaatsen de afgelopen jaren echter ook behoorlijk toegenomen en hij zorgt op steeds meer plekken voor overlast.
Toename plaagmier
Acht jaar geleden waren er zeven bevestigde superkolonies van de plaagmier in Nederlandse woonwijken. Het toen genoemde twijfelgeval in Rotterdam kon bevestigd worden en inmiddels zijn er zelfs twee kolonies in deze stad bekend, zowel op de noord- als de zuidoever van de Maas. Andere plaatsen die aan de lijst konden worden toegevoegd zijn Amersfoort, De Bilt, Eindhoven, Huizen, Oldenzaal, Silvolde, Soest, Veghel, Venray, Vlodrop en Wanroy. In totaal is de plaagmier nu dus in achttien dorpen en steden bekend. In Wassenaar werd een nieuwe subpopulatie gemeld en gezien de omvang ervan is ook deze al zeer lang aanwezig.
Aanvoer met planten
Bij exotische mieren wordt vaak verondersteld dat ze met pot- of kuipplanten meekomen. Een logische gedachte, helemaal gezien het feit dat de plaagmier in Europa ook bekend is uit enkele botanische tuinen en de soort niet vliegt. Direct bewijs ontbrak echter lang. Door een miereninventarisatie op Nederlandse tuincentra is echter veel meer inzicht hierin gekregen. Op maar liefst zeven tuincentrumterreinen werd de plaagmier aangetroffen. Tweemaal ging het om een individu dat uit een pot met een olijf uit het mediterrane gebied werd verzameld (Amersfoort en Rotterdam), maar in de andere gevallen ging het om diertjes die op de bestrating liepen en is er zeker een kans dat het tuincentrumterrein een populatie bevat.
Oproep
We willen waarnemers graag oproepen om verdachte mieren te melden. De herkenning van de plaagmier op morfologie is echter lastig omdat ze sterk op enkele verwante gewone Nederlandse mierensoorten lijkt, vooral op de wegmier (Lasius niger) die ook algemeen is in stedelijk gebied en graag onder stoeptegels en terrassen haar nesten maakt.
Karakteristieken in het gedrag van de plaagmier zijn:
- er is vaak geen sprake van één fysiek nest, maar allerlei mogelijke gaatjes worden bewoond en bij bestrating is sprake van een hoge dichtheid aan nestopeningen;
- de aantallen werksters bij een voedselbron zijn vaak érg hoog (bijvoorbeeld op bomen, van en naar de bladluizen in de kroon of bij een dood diertje);
- in gebouwen is er vaak jaarrond werksteractiviteit.
Het beste is om voor een zekere determinatie een aantal mieren (werksters) op te sturen naar EIS Kenniscentrum Insecten.
Een uitgebreidere versie van dit artikel is net verschenen in het tijdschrift Forum Formicidarum.
Tekst: André J. van Loon & Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto’s: Roy Kleukers; Jinze Noordijk; Martijn Kos
Kaartje: EIS Kenniscentrum Insecten