Brabantse gastvrijheid begint met een goede maaltijd
EIS Kenniscentrum InsectenIn het kader van het door de provincie Noord-Brabant gesubsidieerde project “Dood doet Leven in Brabant: Brabantse gastvrijheid begint met een goede maaltijd” werden verspreid over het jaar in vijf proefgebieden de kadavers (of resten daarvan) bestudeerd. In totaal werden twintig doodgereden reeën, twee vossen, een knobbelzwaan en de half jaar oude resten van een Schotse hooglander onderzocht op de aanwezigheid van kevers en vliegen. Het project is een samenwerking van ARK Natuurontwikkeling, Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, de Stichting Afhandeling & Monitoring Fauna-aanrijdingen (SAMF), Wageningen University & Research (WUR) en EIS Kenniscentrum Insecten en heeft als doel beschermde en prioritaire soorten die leven van dode dieren én hun voedselbronnen terug te brengen in de natuurlijke kringloop. Tevens worden door middel van lezingen en excursies verschillende doelgroepen geïnformeerd over het project om zo de aanwezigheid van grote dode dieren in de natuur een geaccepteerd en gewaardeerd onderdeel van het ecosysteem te laten worden.
Door de aanwezigheid van vossen en wilde zwijnen in het gebied zat het de onderzoekers niet altijd mee. Diverse kadavers werden door deze alleseters aan- en/of opgevreten en in enkele gevallen bleken hele kadavers te zijn verdwenen; in één geval zelfs een reeënkadaver dat met tie rips aan een houten paal was vastgezet. De beelden van de geplaatste wildcamera’s hielpen bij het vaststellen van de identiteit van de dieven. Ondanks deze praktische problemen werden op, en vooral onder, deze kadavers 169 soorten kevers en 20 soorten vliegen verzameld. Daaronder werd een aanzienlijke hoeveelheid bijzondere soorten gevonden. In diverse gebieden werd ook buiten de kadaverlocaties bemonsterd. Daarbij werd in het Markiezaat onder andere de zeldzame Onthophagus vacca gevonden. Deze mestkever, die op de prioritaire soortenlijst van de provincie Noord-Brabant staat, werd in paardenmest aangetroffen. In hetzelfde gebied werd de derde Nederlandse vondst gedaan van het motmugje Panimerus goetghebueri.
Bij de kadavers werden in ieder geval twee nieuwe soorten vliegen voor Nederland aangetroffen: één uit de Valkenhorst en één uit de Groote Peel. Tevens werd in de Deurnse Peel op een reeënkadaver het wenkvliegje Meroplius fukuharai gevangen. Deze soort werd door de derde auteur van dit natuurbericht in 2007 voor het eerst in Nederland gevonden en in 2017 na een tweede vondst gepubliceerd. De Deurnse Peel is slechts de derde vindplaats. Onder de kevers was met name de vangst van Dexiogyia forticornis in de Biesbosch zeer bijzonder. Deze kleine kortschildkever was tot nu toe slechts bekend van één Nederlands exemplaar van de Amer, slechts enkele kilometers verwijderd van de huidige vindplaats. In de Groote Peel werd op de heide onder een kadaver van een ree een tweede Nederlandse vondst gedaan van de veervleugelkever Ptiliolum wuesthoffi. Deze soort was sinds 2006 uit Nederland bekend. Veervleugelkevers (Ptiliidae) bezitten prachtige veervormige vleugels en vormen de familie met de kleinste kevers van de wereld. Ptiliolum wuesthoffi is net niet de kleinste Nederlandse keversoort maar is met slechts 0,65-0,7 millimeter toch echt klein te noemen. Deze bijzondere vondsten illustreren het belang van de aanwezigheid van grote dode dieren in de natuur.
Tekst: Ed Colijn, Oscar Vorst, Hans Huijbregts, Frank van Nunen, Micha d’Oliviera & Cor van de Sande
Foto's: Ed Colijn; Jinze Noordijk; Roy Kleukers