Vissende aalscholvers bewijzen theorie van Darwin
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)Dat vogels en vissen zaden verspreiden door ze in te slikken en later weer uit te poepen, is bekend. Maar stel dat zo'n vogel of vis zelf ook wordt opgegeten, wat gebeurt er dan met de zaadjes? Die kunnen ook in tweede instantie nog steeds met succes worden verspreid, stelde Darwin anderhalve eeuw geleden al. De wetenschappelijke term daarvoor is 'secundaire dispersie'. In theorie komen de zaden zo zelfs op plekken terecht waar ze anders nooit zouden komen.
Beruchte visdief
Aquatisch ecoloog Casper van Leeuwen van het NIOO en zijn internationale mede-onderzoekers zochten bevestiging voor Darwins theorie door te kijken naar de aalscholver, die bij binnenvissers berucht is vanwege de grote hoeveelheden vis die hij wegvangt. Een gemiddelde aalscholver eet zo'n 500 gram vis per dag. Alles wat hij niet kan verteren, braakt hij net als een uil uit in de vorm van braakballen, omhuld door een laagje slijmvlies. In die pakketjes kun je dus goed zien wat een aalscholver allemaal heeft binnengekregen. Van Leeuwen en zijn collega's bestudeerden aalscholverkolonies op zeven plaatsen in Europa. In een op de drie braakballen die ze aantroffen zaten plantenzaden. En in een op de vijf zaten intacte ongewervelde waterdieren zoals mosdiertjes en zelfs een zoetwaterspons.
Grote verscheidenheid
Die zaden en diertjes hadden de aalscholvers dus niet direct binnengekregen, maar via hun prooi. En omdat aalscholvers vaak in overhangende bomen bij het water zitten wanneer ze hun braakballen ophoesten, is de kans groot dat de zaadjes of diertjes in een geschikt leefgebied terecht komen om zich daar te vestigen. Wat de onderzoekers opviel was de grote verscheidenheid: er werden zaden gevonden van wel 21 plantensoorten, die behoorden tot 16 verschillende plantenfamilies. Daarbij ging het ook om soorten die bij directe verspreiding, door eenden bijvoorbeeld, niet of nauwelijks aan bod komen. "Vissen eten voor een deel andere zaden en waterdiertjes dan watervogels", zegt Van Leeuwen, "inclusief bijvoorbeeld gezonken zaden die buiten het bereik van watervogels zijn geraakt." Dankzij de aalscholvers krijgen die soorten een kans om in nieuwe gebieden door te dringen, ook wanneer deze niet direct via water in verbinding staan met hun oorsponkelijke leefgebied.
Veranderend klimaat
Dat viseters op dit punt een belangrijke rol konden spelen, was eigenlijk nog nooit systematisch onderzocht, zegt Van Leeuwen. Dat daar na anderhalve eeuw verandering in is gekomen, heeft volgens hem onder andere te maken met de steeds grotere aandacht voor de manier waarop soorten, inclusief invasieve exoten, zich verspreiden en de rol van watervogels daarbij. Waar en hoe planten en dieren zich verspreiden is bovendien een steeds belangrijkere vraag geworden vanwege klimaatverandering. 'Secundaire dispersie' is één van de manieren waarop soorten die onder druk staan van klimaatverandering of andere door de mens veroorzaakte stressfactoren zich kunnen verplaatsen. "Er zijn nog veel meer vroege inzichten van Darwin die verder onderzocht kunnen worden”, zegt Van Leeuwen, “maar we hebben er nu in ieder geval ééntje ontrafeld”.
Tekst: NIOO-KNAW
Foto's: Piet Munsterman, Saxifraga; Helge Sørensen; Maria Ovegård