Wilde peen
Daucus carota
Deze plant leeft meestal twee jaar. In het eerste jaar vormt hij een rozet van langgesteelde, veervormig samengestelde, donkergroene bladeren. In het tweede jaar schiet uit het midden van de rozet een rechtopstaande, bebladerde stengel op, die bekleed is met ruwe haartjes. In de stengeltop verschijnen vlakke schermen met witte bloempjes, meestal met een onvruchtbare rode of paarse bloem in het midden. De 1-zadige vruchtjes zijn voorzien van haakjes. De witte wortel heeft ongeveer dezelfde geur en smaak als de wortels die wij eten, maar is veel dunner. De geteelde peen is een ondersoort van Daucus carota. Deze plant kan 30 tot 100 cm hoog worden. In de volksgeneeskunde behandelt men maag- en nieraandoeningen met de wilde peen. Van juni tot in september kun je de witte schermen tussen het gras zien staan. De wilde peen is verbreid in Europa, in Noord-Amerika en in het zuidwesten van Azie. Hij gedijt op kalkrijke grond. Het is in onze streken een belangrijke waardplant voor de rupsen van de Koninginnenpage.
Voor De Natuurkalender nemen we waar:
- Eerste bloei
informatie uit: Wilde bloemen, uitgegeven en bewerkt door Pamela Bristow, naar een tekst van Zdenka Podhajska.