Klein hoefblad
Tussilago farfara
De heldergele bloemhoofdjes van deze wijd verspreide plantensoort gaan in het vroege voorjaar open, soms al vanaf eind januari. De holle, geschubde bloemstelen dragen bloemhoofdjes die bestaan uit goudgele schijf- en lintbloempjes. De brede, eironde bladeren komen pas na de bloei aan de plant; ze groeien uit lange ondergrondse stengels en kunnen wel 50 cm lang worden. De jonge bladeren zijn zowel aan de onder- als aan de bovenkant met witte vilthaartjes bezet, maar de oudere bladeren alleen aan de onderkant. Het klein hoefblad komt van nature voor in Europa en in het noorden van Afrika en Azië. Het groeit op ruigten, in de berm, op stenige bodem en op zandhopen. De hoogte loopt uiteen van 7 tot 20 cm en de bloeimaanden zijn maart en april. Zowel de bloemen als de bladeren bevatten een geneeskrachtige stof, die hoest verlicht en wonden sneller doet helen.
Voor De Natuurkalender vragen we waarnemingen van:
- Eerste bloei
Informatie uit: Wilde bloemen, uitgegeven en bewerkt door Pamela Bristow, naar een tekst van Zdenka Podhajska.