Niet alles is ‘gewoon’ een meikever
Alhoewel meikevers misschien de bekendste kevers van Nederland zijn, is de herkenning niet zo simpel als je op het eerste oog zou denken. Meikevers behoren tot de bladsprietkevers, een grote keverfamilie met bijna honderd soorten in Nederland. Deze familie van kevers is te herkennen aan hun prachtige, waaiervormige antennes. Bij meikevers zijn deze zeer duidelijk te zien. Veel bladsprietkevers zijn klein en leven in de mest van zoogdieren of in andere plantaardige resten. Er zijn echter enkele grotere, plompe, geel tot oranjebruine soorten die veel lijken op de bekende meikevers. Er is zelfs niet maar één soort meikever. In Nederland komen twee soorten voor: de gewone meikever (Melolontha melolontha) en de bosmeikever (Melolontha hippocastani). Daarnaast is er een paar kevers dat sterk op de gewone meikever en bosmeikever lijkt. De twee meikeversoorten zijn onderling te onderscheiden door de vorm van de punt aan hun achterlijf en de kleurtint van het halsschild (donkerder bij de gewone meikever, vaak lichter bij de bosmeikever). De soorten komen niet alle twee overal evenveel voor. De bosmeikever heeft een sterkere voorkeur voor drogere zandgrond, waardoor ze in de Hollandse duinen algemener is. Ook op de Veluwe komt de bosmeikever voor. Elders in Nederland is deze soort zeldzaam en zie je vaker de gewone meikever. Ook de witte, C-vormige larven zijn goed te onderscheiden, aan de kleur van het pronotum: donkerder bij gewone meikevers, lichter bij bosmeikevers.
Er zijn meer bladsprietkevers
Andere roodbruine bladsprietkevers zijn veel kleiner dan de 2 tot 3 centimeter grote meikevers. Dit zijn twee junikeversoorten, Amphimallon solstitiale en haar zeldzame neefje Amphimallon ruficorne, en de zuidelijke bladsprietkeversoort Rhizotrogus aestivus. Alle drie zijn tussen de 1,4 en 2 centimeter groot. De junikevers vliegen iets later in het jaar, zoals de Nederlandse naam al doet vermoeden. Echter zijn ze niet zelden tegelijk met de meikevers te zien. De junikever (A. solstitiale) is roodgeel van kleur, heeft een rossig halsschild en aan de achterzijde géén puntige achterkant van het achterlijf. Er zitten lange, afstaande, dunne haren op de schildjes. Deze soort is ook algemeen in het midden en oosten van Nederland, maar ontbreekt in de noordelijke provincies en langs de kust. Het zuidelijke neefje van de mei- en junikevers, Rhizotrogus aestivus, komt enkel in Zuid-Limburg voor. Alhoewel de soort steeds vaker wordt gezien, is ze zeldzaam in Nederland. R. aestivus is vrij lichtgeel van kleur en vaak heeft ze een oranjerood streepje van voor naar achter op het halsschild lopen. Ten slotte zijn er nog twee kleine bladsprietkevertjes, de roestbruine bladsprietkever (Serica brunnea) en de rozenkever (Phyllopertha horticola), die ook een roodbruin halsschild hebben, maar niet groter worden dan 1 centimeter.
Cycli
Waarom zien we nu ineens zo veel meikevers? Allereerst omdat het voorjaar is, maar de aantallen zijn in andere jaren ook weleens anders geweest. Want hoewel de volwassen kevers nog geen zes weken actief zijn (eind april tot begin juni), zitten de larven drie tot vier jaar in de grond. Omdat de kevers een drie- (tot vier-) jarige cyclus hebben, worden grote vluchten vaak in golven van drie tot vier jaar waargenomen. In 2016-2017 waren het er behoorlijk veel, vervolgens in 2019-2020 en dus drie jaar later, in 2023-2024, ook weer. In de korte tijd dat de adulten actief zijn, vliegen ze in de avondschemering rond, paren ze, leggen ze eitjes en eten ze af en toe blaadjes van bomen, met name van eiken. De larven eten wortels van planten en kunnen aanzienlijke schade aanrichten aan grasmatten van sportvelden, jonge boomgaarden en landbouwgewassen.
Plaatselijk algemeen
Alle soorten ontbreken geheel in de laagveengebieden en op (zee)kleibodem. Goed waterdoorlaatbare zandgrond heeft de voorkeur. Ook op de Waddeneilanden worden vrijwel nooit mei- of junikevers waargenomen. Lokaal zijn de kevers in grote aantallen te zien, zo blijkt ook dit jaar weer. Honderden individuen kunnen ‘s avonds, met name in de schemering, rond lichtbronnen zitten.
Hoewel het soms niet zo lijkt, zijn meikevers tegenwoordig zeldzamer dan vroeger. De soort werd vroeger actief bestreden: door pesticidengebruik en het verzamelen van volwassen kevers werd gepoogd uitbraken te voorkomen. Vanaf de 20e eeuw is de soort weer langzaam toegenomen. Dat is vervelend in het geval van lokale plagen, maar positief voor veel vogels, vleermuizen, egels en andere insecteneters: meikevers vormen een belangrijke voedselbron. Sterker nog, in het verleden werden ze ook door mensen geconsumeerd, in zogenaamde meikeversoep.
Aangetrokken door licht
Volwassen kevers vliegen, nadat ze uit de grond zijn gekomen, eerst naar een voedselboom toe waar ze blaadjes eten om aan te sterken en hun eitjes te laten rijpen. Na enkele dagen maken ze rechtsomkeert en vliegen ze terug naar een plek om eitjes af te zetten.
De meikevers, net als alle andere bovengenoemde kevers, worden sterk aangetrokken door licht. De hoogste activiteit van meikevers is aan het begin van de nacht en in de schemering. Op warme, broeierige avonden vliegen de kevers behoorlijk veel rond. Ze navigeren van nature aan de hand van onder andere maanlicht, waardoor ze afwijken van hun route als ze kunstlicht tegenkomen. Dit resulteert in soms grote wolken van kevers die rond lantaarnpalen cirkelen, op de grond vallen, tegen ramen aan vliegen en soms per ongeluk in huis terechtkomen. Met name in lichtvallen, gebruikt voor nachtvlindermonitoring, zijn grote aantallen vaak goed te zien.
Iedere week staat een plant, dier of schimmel centraal in De week van … Het is een initiatief van SoortenNL, hét kennisnetwerk voor wilde planten en dieren van Nederland. Een netwerk van organisaties die toegepast onderzoek doen en natuurgegevens verzamelen met hulp van duizenden vrijwilligers voor de bescherming van soorten en hun leefgebieden. Met die gegevens ontwikkelen we kennis over de staat van de natuur en verbeteren we beheer, beleid en betrokkenheid. |
Tekst: Rick Buesink, EIS Kenniscentrum Insecten en SoortenNL
Foto’s: Tim Faasen; Daan Drukker; Roy Kleukers; Alie van Nijendaal; Jurriën van Deijk