Stoepplantje van de week: kleine veldkers
Hortus botanicus LeidenOmdat kleine veldkers vroeg bloeit, kunnen we het nu al met bloemen aantreffen, zeker na zo'n zachte januari of op een beschut plekje. De kleine veldkers (Cardamine hirsuta) is een winterannuel, wat betekent dat de zaden in het najaar kiemen; het plantje maakt gedurende de winter een rozetje. Aan het eind van de winter wordt dat rozetje voller (soms wordt het een soort polletje) en ontwikkelen zich de bloemstengels. Het plantje bloeit van februari tot een eind in de zomer met witte kruisbloemetjes van een paar millimeter, die ondanks hun geringe grootte wel opvallen. Soms is er nog wat nabloei in de herfst, en zaad uit het vroege voorjaar kan soms nog een tweede generatie opleveren.
Hauwen
Uit de bloemen ontwikkelen zich spoedig rechtopstaande hauwen van ongeveer twee centimeter lang en een goede millimeter breed, waarvan de buitenbladen zich verbazend snel kunnen oprollen, waarbij ze de zaden ver wegschieten. Dat merk je als je rijpe hauwen aanraakt. Een zachte aanraking is dikwijls al genoeg om het openbarsten in gang te zetten, en je hoort de kleine zaadjes (ongeveer een millimeter in doorsnee) dan alle kanten op springen. Zo trekt het plantje een lange neus naar onkruidhaters: het rozetje laat zich wel gemakkelijk uit de grond trekken, maar zodra je dat doet, zaait het plantje zich uit.
Wintergroente
Kleine veldkers bevat veel vitaminen en werd vroeger wel als wintergroente gegeten. De smaak lijkt op die van tuinkers of sterrenkers (Lepidium sativum), een soort die vooral bij kinderen populair is, omdat hij zo snel kiemt. Kleine veldkers kan in salades, in stamppot en als broodbeleg worden gebruikt. Maar doe dat maar niet met plantjes die van de straat komen. Honden en vossen kunnen dan een serieus gezondheidsrisico vormen. Dat is te vermijden door de plantjes te wassen en te koken, maar een maaltje kleine veldkers bij elkaar sprokkelen kan een heel karwei zijn. Kers (waterkers, tuinkers) uit de winkel is veel gemakkelijker en zeker veilig. Zeven van de acht soorten In het geslacht Cardamine in Nederland hebben kers in hun naam. De achtste soort is veel bekender dan de zeven kersen: het is de pinksterbloem (Cardamine pratensis).
Geen grote
Het ligt voor de hand om naast de kleine veldkers ook een grote te verwachten, maar die is er niet. Wel was de soort lang de kleinste uit het geslacht Cardamine in ons land. Het plantje kan 25 centimeter hoog worden, maar meestal blijft het bij zo'n 15 centimeter, en exemplaren van niet meer dan 5 centimeter zijn ook niet zeldzaam. De kleinste soort uit dit geslacht is de Nieuw-Zeelandse veldkers (Cardamine corymbosa), maar dat is een nieuwkomer: 'recent als onkruid op stenige open grond in (rots)tuinen' volgens de Flora. De Nieuw-Zeelander wordt niet groter dan 10 centimeter en blijft dikwijls nog veel kleiner, maar de 'kleine' veldkers had zijn naam al toen deze exoot opdook. Daarnaast is er nog een kleine soort, de vrij zeldzame Aziatische veldkers (Cardamine occulta). Ook dat is een nieuwkomer. Hij is in 2009 voor het eerst uit ons land gemeld, en is waarschijnlijk met plantgoed meegekomen. Hij blijft net zo klein als de kleine veldkers en lijkt er ook sterk op, maar maakt geen rozetten.
Onduidelijk
Het deel kers in de naam heeft niets met te maken met zomerfruit. De kers van de kersenbomen komt van het Griekse kerasion, in het Latijn overgenomen als cerasium en cerasus, en uiteindelijk in onze taal als kers.
De oorsprong van de kers van de veldkers, en ook van de tuin-, water-, bolletjes- en wat er verder nog aan kruidachtige kersen bestaat, is onduidelijk. Mogelijk gaat het woord terug op een Proto-indo-europese stam *gras‑ 'verslinden, verteren,' die in het Protogermaans *krasjon‑ opleverde, en ook verwant kan zijn met het Latijnse gramen 'gras, kruidachtige plant.'
Het Oudnederlands Woordenboek geeft als oudste overlevering van kers de vorm kressa uit 1056. Later is de r dus versprongen in het woord. Dat komt vaker voor, meestal met de r, soms ook met een l. Dat verschijnsel heet metathesis, en is in Europese talen niet ongewoon. Vergelijk de Nederlandse paren vers/fris en burlen/brullen, of meer internationaal borst/brust of pers/press(e) en onze krokodil en de Spaanse cocodrilo.
Het Oudnederlands Woordenboek levert twaalf vindplaatsen op, waarvan de meeste in een plaatsnaam, en een Noord-Franse vindplaats uit 1170, waarvan de gereconstrueerde vorm kresso 'waterkers' is. In het Frans bestaat die naam nog steeds als cresson. Hij is ontleend aan een naamvalsvorm van kressa uit het Oudnederlands. Die ontlening dateert dus van voor de r‑metathesis. Ook het Italiaanse crescione is een Germaans leenwoord.
De oudste vondst als deel van een plaatsnaam is kressabeki, Kersbeke, uit 1139. Thans heet die plaats Kersbeek(-Miskom); het is een deelgemeente van Kortenaken in de Belgische provincie Vlaams-Brabant. De oudste vonds van na de r-metathesis komt uit Limburg en dateert uit 1240: kerse (Vroegmiddelnederlands Woordenboek).
Waarschijnlijk
Kleijn verwijst in Planten en hun naam voor de verklaring van de geslachtsnaam Cardamine naar een Grieks woord kardomon, 'de naam van een niet nader door Dioscorides omschreven waterkerssoort.' Dat is enigszins in overeenstemming met wat het Latijnse woordenboek leert. Dat verwijst naar cardamum, een zeldzaam Laatlatijns woord dat verwijst naar een kersachtige plant, en het achtervoegsel -ne, dat een vraag of alternatief aanduidt. We zouden de naam dus kunnen interpreteren als 'waarschijnlijk een soort kers'. Het woordenboek noemt bij cardamum trouwens het woord nasturtium als 'echte' Latijnse vertaling ervan. Nasturtium is thans de geslachtsnaam van waterkers.
Niet ruw wel behaard
De soortaanduiding hirsuta roept vragen op. Om beharing te beschrijven, wordt meestal gekozen uit drie woorden: tomentosus (-a, -um) 'donzig', pilosus 'behaard' en hirsutus 'ruw behaard.' Nu wil het toeval dat Linnaeus (1707-1778) de kleine veldkers de naam hirsuta gegeven heeft. Waarschijnlijk bij vergissing, want de plant draagt wel wat haren, maar is zeker niet opvallend harig, laat staan ruw behaard. We kunnen Linnaeus niet meer vragen naar zijn keuze, maar we weten ook dat hij wel vaker wat nonchalant was bij het uitdelen van namen.
Zo, dat was heel wat informatie. Nu fijn naar buiten om te kijken of u kleine veldkers kunt ontdekken en alle beschreven zaken ziet. Heeft u het stoepplantje van deze week gevonden, meld het dan op Stoepplantjesonderzoek.nl.
Tekst: Wim Voortman, Hortus botanicus Leiden
Foto's: KU Leuven; Nienke Beets; André Biemans; Livia Pietrow; Nathalie Tirion