Twee nieuwe bijensoorten voor Nederland in één maand
EIS Kenniscentrum InsectenBeide soorten komen voor in ons omringende landen, maar hebben elk een ander verspreidingsgebied. De zwartbuikbehangersbij (Megachile nigriventris) heeft een groot verspreidingsgebied, dat loopt van Portugal, Frankrijk en Noorwegen in het westen tot in Siberië. In de ons omringende landen komt deze soort voor in Duitsland en Frankrijk, maar werd daar tot voor kort vrijwel uitsluitend in heuvel- en berggebieden boven de vijfhonderd meter hoogte aangetroffen. De laatste jaren wordt de soort ook meer in lagere gebieden aangetroffen en is ze ook in de Eifel op de grens met België aangetroffen. Uit België is de soort echter nog niet gemeld. Het areaal van de tweecellige zandbij (Andrena lagopus) omvat Noord-Afrika, Zuid-Europa (Portugal tot Hongarije) en West- en Midden-Europa (Midden-Frankrijk tot Tsjechie). In Duitsland is het een zuidelijke soort, die zich recent noordwaarts uitbreidt. Kort na de Nederlandse waarneming vond men deze soort ook voor het eerst in België.
Zwartbuikbehangersbij
Behangersbijen knippen met hun kaken stukjes uit blad van planten en behangen daarmee hun nest, waarvoor ze holletjes gebruiken. Bijvoorbeeld in dood hout, plantenstengels of in de grond. De nesten van de zwartbuikbehangersbij werden in Zuid-Limburg aangetroffen in dood hout, zoals gebruikelijk is voor deze soort. De vrouwtjes van behangersbijen verzamelen stuifmeel op verzamelharen op hun buik, de zogenaamde buikschuier. De buikschuier van het vrouwtje zwartbuikbehangersbij is zwart, wat één van de kenmerken is van de soort. De gelijkende ruige behangersbij (Megachile circumcincta) heeft een geelbruine buikschuier met een zwarte punt.
Tweecellige zandbij
De tweecellige zandbij nestelt in zelfgegraven holen in zand- en lössbodems en verzamelt stuifmeel op kruisbloemen, zoals pinksterbloem en raapzaad. De mannetjes lijken wel wat op het algemene roodgatje en het vrouwtje zou met de eveneens algemene wimperflankzandbij verward kunnen worden. Van alle zandbijen verschilt de tweecellige zandbij echter doordat er in de voorvleugel twee cellen zitten op de plek waar andere zandbijen er drie hebben. Vandaar de Nederlandse naam. De Nederlandse vondst werd gedaan op een perceel vochtig grasland met veel pinksterbloemen, in het kader van een onderzoek naar de effecten van sinusbeheer op biodiversiteit in Noord-Brabantse beekdalen. Dit onderzoek wordt gefinancierd door de Provincie Noord-Brabant en het Prins Bernhard Cultuurfonds en wordt uitgevoerd door De Vlinderstichting, EIS Kenniscentrum Insecten, Brouwers Groenaannemers, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer.
Nieuwkomers uit zuidelijke streken
De dichtstbijzijnde vindplaatsen van beide nieuwkomers lagen in de Duitse Eifel (zwartbuikbehangersbij) en de Duitse Rijnvlakte (tweecellige zandbij). Van beide soorten was bekend dat ze zich aan het uitbreiden waren, dus we hadden al op de uitkijk kunnen staan. Het opduiken van de zwartbuikbehangersbij is nog het meest verrassend, omdat deze soort zich in Midden-Europa tot middelgebergten beperkte, terwijl het hoofdareaal zelfs in Noord-Europa ligt. Waarom lager gelegen gebieden tegenwoordig ook in de smaak vallen, is onduidelijk. Des te verheugender is het, dat meteen minstens zeven exemplaren tegelijkertijd zijn waargenomen, waaronder nestelende vrouwtjes. Dit betekent bovendien dat de soort zich ook al vorig jaar succesvol moet hebben voortgeplant, wat extra hoop geeft voor de toekomst. De vondst van de tweecellige zandbij is beter in een trend te plaatsen. Ze past in een steeds langer wordend rijtje van zuidelijke bijensoorten die in de afgelopen jaren voor het eerst in Nederland zijn aangetroffen. Recent gingen zwartpootwolbij, roestige zandbij en glimmende metselbij hem voor. Het ligt voor de hand dat de steeds hogere temperaturen hier iets mee te maken hebben. Waarschijnlijk zijn het voorboden van een hele reeks zuidelijke soorten die nog naar ons kikkerlandje gaan oprukken, want in Midden- en Zuid-Europa leven nog vele bijensoorten die we hier niet hebben. Nóg niet...
Tekst: Johan van 't Bosch, EIS Kenniscentrum Insecten en Ivo Raemakers, Ecologica
Foto's: Luc Knijnsberg (leadfoto: Zwartbuikbehangersbij in Zuid-Limburg); Bernhard Jacobi; Menno Reemer