Eind juni werd een dode das gevonden bij Noorbeek in Zuid-Limburg. Het was een warme periode met temperaturen van boven de 30 graden. In en op het kadaver wemelde het van de insecten. Zoals te zien is op onderstaand filmpje vormden vliegenmaden het grootste deel van de biomassa. Maden spelen ook de belangrijkste rol bij de afbraak van dode dieren. Op het filmpje is tevens een aantal kleine glimmende zwarte kevers te zien. Dit zijn spiegelkevers (familie Histeridae). De meeste leden van deze familie hebben zich gespecialiseerd in het eten van maden en zijn overal te vinden waar deze in overvloed aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld op kadavers of in mest. Als aanpassing aan hun slechts kort bestaande leefgebied moeten spiegelkevers zich zeer snel ontwikkelen. Daarom kennen ze slechts twee larvenstadia. Niet op dit filmpje, maar ook aanwezig op de das, waren enkele zweefvliegen en een honingbij.
Dode das leeft! (Bron: Roy Morssinkhof)
Kadavers vormen een rijk mini-ecosysteem. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, bezoeken niet alleen aaskevers en vleesvliegen dit tijdelijke voedselrijke leefgebied. Het snel veranderende landschap van het dode dier biedt namelijk habitat aan veel verschillende diergroepen. Het gaat daarbij om een gevarieerd gezelschap aan slakken, wormen, spinnen, hooiwagens, mijten, pissebedden, duizendpoten, springstaarten, vlinders, sprinkhanen, (sluip)wespen, bijen, hommels, mieren en wantsen. Wat er op een kadaver afkomt is afhankelijk van de fase: op verse kadavers komen andere soorten af dan op rottende. En zelfs voor droge botten en haren bestaan specialisten. Een relatief klein kadaver als dat van een das kan in een korte periode tienduizenden insecten voortbrengen. Uit deze beelden blijkt hoe belangrijk kadavers zijn voor insecten en hun predatoren. Met andere woorden: Dood doet leven!
Tekst: Ed Colijn, Jinze Noordijk & Roy Morssinkhof, EIS Kenniscentrum Insecten en Bart Beekers, ARK Natuurontwikkeling
Foto: Jinze Noordijk
Film: Roy Morssinkhof