Sleedoornpage: eitjes in de winter
De VlinderstichtingIn Nederland kwamen sleedoornpages aan het begin van de 20e eeuw nog in negen van de twaalf provincies plaatselijk voor. Maar tussen 1910 en 1920 nam het verspreidingsgebied aanzienlijk af en tussen 1960 en 1980 gingen de aantallen verder achteruit. In die periode verdween de vlinder vrijwel helemaal uit Drenthe, Overijssel en Brabant; een afname van zo’n 90 procent, vooral veroorzaakt door het verdwijnen van het kleinschalige cultuurlandschap met zijn (sleedoorn)hagen.
Waarom gaat de sleedoornpage achteruit?
De vlinder is enorm afhankelijk van de sleedoorn: de vrouwtjes leggen hun eitjes erop en de rupsen leven van het jonge blad (soms legt de vlinder ook eitjes op andere prunussoorten, zoals pruim en gewone vogelkers). Door de veroudering van het bestaande sleedoornstruweel en het verwijderen of te rigoureus snoeien van sleedoorns blijft het aantal sleedoornpages afnemen. Ook een gebrek aan nectarplanten in de buurt van de sleedoorns is slecht voor de vlinders.
Liefhebber van de stad
Wil je de zeldzame sleedoornpage in Nederland tegenkomen, dan is je kans het grootst in stedelijke gebieden. Vooral daar is de sleedoorn, die veel wordt aangeplant in (bos)plantsoenen, te vinden.
Ontmoetingsboom
Eind juli kruipen de vlinders uit de pop, maar ook daarna zul je sleedoornpages niet zo snel tegenkomen: ze verblijven namelijk een groot deel van hun vlinderleven (dat zo’n zes tot negen weken duurt) in boomkruinen. De mannetjes verzamelen zich rondom een markante ‘ontmoetingsboom’ die in het oog springt. Vrouwtjes die uit de pop kruipen, vliegen rechtstreeks op zo’n opvallende boom af, in de hoop snel aan een partner te komen. Na de paring kunnen de vrouwtjes zich dan helemaal concentreren op het leggen van hun eitjes.
Hoewel de sleedoornpage ook wel berkenpage wordt genoemd en de wetenschappelijke naam Thecla betulae ook naar die boomsoort verwijst (de Latijnse naam van de berk is Betula), heeft dat waarschijnlijk te maken met het feit dat de berk regelmatig wordt gekozen als ontmoetingsboom.
Veeleisend
Bij het leggen van haar eitjes loopt het sleedoornpagevrouwtje over de jonge takken en tast verscheidene plekjes af. Als ze een geschikt plekje vindt, legt ze één – een enkele keer twee of drie – eitjes in de oksel van een doorn of tak. En daarbij is ze behoorlijk veeleisend: favoriet is twee- of driejarig hout. De eitjes worden precies gelegd op de overgang van ouder naar jonger hout, vrijwel altijd aan de zonnige zuidzijde van de struik.
Vijf eitjes per dag
De volgende dag begint het vlindervrouwtje op een andere plek, waardoor de eitjes over een groter gebied verspreid worden. Waarnemingen van meer dan tien eitjes in een oksel van een tak zijn uitzonderlijk; gemiddeld legt elk vrouwtje slechts vijf eitjes per dag. De eitjes overwinteren en komen rond april uit, juist op het moment dat een groot deel van de knoppen van de sleedoorn opengaan.
Goed zoeken!
Als je er oog voor krijgt, zijn de eitjes van de sleedoornpage goed te vinden. Om een beeld te krijgen van de plaatsen waar de sleedoornpage voorkomt, kun je de eitjes die in de struiken aanwezig zijn tellen. Al jarenlang gaan vlinderliefhebbers in de winter op pad om eitjes te vinden. Die zijn niet groot, zo’n anderhalve millimeter, maar ze zijn door hun kleur, vorm en de plek waar ze worden gelegd wel te vinden.
Het eitje is een wit, iets afgeplat bolletje met wat reliëf. Zoek vooral op jonge takken tussen 50 en 170 centimeter van de grond. Meestal markeren de vrijwilligers de gevonden eitjes met een touwtje: zo zijn ze gemakkelijk terug te vinden en is het voor beheerders duidelijk welke takken ze niet moeten snoeien.
Zelf eitjes tellen?
De sleedoornpage vliegt in augustus en september, maar de winter is de beste tijd om deze vlinder in kaart te brengen door de eitjes te tellen. Op vrijdag 15 februari organiseert De Vlinderstichting een excursies, waarbij je met een expert op pad kunt om eitjes te zoeken. Gedurende een halve dag leer je alles over deze bijzondere vlinder en ga je zelf op zoek naar de piepkleine eitjes.
Tekst: Kars Veling en Ineke Radstaat, De Vlinderstichting
Foto's: Kars Veling; Henk Bosma