Sluiting voor visserij: goed voor de natuur?
Bericht uitgegeven door Wageningen IMARES op vrijdag 19 juni 2009
In de Voordelta, de Oosterschelde en de Westerschelde zijn sinds een tiental jaren enkele gebieden gesloten voor schelpdier- en/of bodemberoerende visserij. Deze sluitingen zijn bedoeld om de bodem en de bodemdieren te beschermen. Wageningen IMARES onderzocht of deze sluitingen ook het gewenste effect hebben gehad. In één gebied is het effect op de natuurwaarden inderdaad positief; voor andere gebieden is het niet mogelijk eenduidige conclusies te trekken.
In de Zeeuwse Voordelta zijn de natuurwaarden onderzocht in de zogenaamde accentnatuurgebieden ‘de Bollen van de Ooster’ en ‘de Hinderplaat’. Accentnatuurgebieden zijn gebieden waar de nadruk ligt op natuur en waar bodemberoerende visserij niet is toegestaan. In de Bollen van de Ooster is sinds de sluiting een toename van de biomassa van de totale infauna (diertjes die in het bodemsediment leven) en de schelpdierendichtheid zichtbaar. Ook is de soortensamenstelling van de schelpdieren anders. Een aantal soorten komt in het accentnatuurgebied in grotere dichtheden voor dan daarbuiten. Het gaat om soorten als de witte dunschelp en het nonnetje. Uit eerder onderzoek is bekend dat deze soorten gevoelig zijn voor bodemberoering. Andere soorten die weinig gevoelig zijn voor bodemberoering worden in dezelfde mate teruggevonden in het accentnatuurgebied als in gebieden waar visserij wel is toegestaan. Een voorbeeld hiervan is de zwaardschede. Deze soort zit diep ingegraven in het sediment en is daarom minder gevoelig voor bodemberoering. Het andere accentnatuurgebied, de Hinderplaat, ligt in de Haringvlietmonding. Hier was de impact van de sluiting minder duidelijk. Er is een toename te zien in de biomassa van de infauna, maar de trends in de schelpdierbestanden konden niet direct in verband gebracht worden met de sluiting voor visserij. Dit gebied werd in het verleden gekenmerkt door hoge dichtheden aan kokkels. Door tegenvallende zaadval, en mogelijk ook door de onvoorspelbare zoetwaterafvoer in de Haringvlietsluizen, kan de ontwikkeling van kokkelbanken zijn gehinderd.
Roggenplaat Oosterschelde |
In de Ooster- en de Westerschelde had de sluiting vooral als doel de ontwikkeling van stabiele kokkel- en mosselbanken en zeegrasvelden een kans te geven. Schelpdieretende vogels zouden hier vervolgens van kunnen profiteren. De effecten van de sluiting van schelpdiervisserij op het bodemleven waren echter niet eenduidig. In de gesloten gebieden hebben kokkelbanken zich amper ontwikkeld. Mogelijk zijn deze gebieden niet de meest geschikte voor de bescherming van het kokkelbestand. Ook mosselbanken en zeegrasvelden blijken niet in staat te zijn zich te herstellen in de beschermde gebieden van de Ooster- en de Westerschelde. Dit is vooral een gevolg van algemene trends in beide gebieden en heeft niet direct te maken met visserij. Zo is de mosselzaadval in de hele Oosterschelde slecht. De reden hiervan is nog onvoldoende bekend. De achteruitgang van zeegras in de Oosterschelde zou vooral een gevolg zijn van de te hoge zoutgehaltes. In de Westerschelde is de zaadval op droogvallende sedimenten ook in het verleden nooit erg succesvol geweest, en ook de groei van zeegras was er nooit goed. Vermoedelijk is de dynamiek te groot en is het water te troebel voor de vestiging van zeegras.
Tot slot zijn er geen aanwijzingen gevonden dat vogels de gesloten gebieden intensiever gebruiken dan de gebieden waar wel wordt gevist.
Meer informatie over dit onderzoek is te lezen op www.kennisonline.wur.nl.
Tekst: Ilse de Mesel, Wageningen IMARES
Foto: Cor Smit, Wageningen IMARES