
Voorjaar ook aangebroken voor enkele Veldridderzwammen
Nederlandse Mycologische VerenigingVeldridderzwammen zijn onopvallend gekleurde forse plaatjeszwammen. Zwarte, bruine, grijze en bleekgrijze kleuren voeren de boventoon. Ook de lamellen bezitten dergelijke kleuren. Het verschil met andere plaatjeszwammen is vooral microscopisch goed te zien: de kenmerkend geornamenteerde sporen en brandnetelhaarvormige tot spoelvormige cellen op de lamellen. In Nederland komen dertig soorten veldridderzwammen voor (Melanoleuca spec.).
Veldridderzwammen lijken op ridderzwammen (tricholomatoid). De hoeden zijn droog en kaal. De lamellen zijn aangehecht tot vrij aan de steel, wit tot roze-geel. De steel is centraal geplaatst, het velum is afwezig en de sporenprint is wit tot lichtgeelachtig. De sporen zijn dunwandig en bedekt met kleine, middelgrote tot grote amyloïde wratten die soms met elkaar verbonden zijn door slanke amyloïde lijnen. Meestal hebben ze een duidelijke kale plek (plage). De lamelsnede is meestal steriel, zelden vruchtbaar. De lamelrandcellen (cheilocystidia) zijn urnvormig en dikwandig of met de top stomp tot acuut, met kristallen bedekt. Ze komen zowel aan de rand als aan de zijkanten van de lamellen voor. De meest algemeen voorkomende Veldridderzwam is de Zwartwitte veldridderzwam (Melanoleuca polioleuca).
Twee voorjaarsoorten
In het voorjaar komen twee vrij zeldzame Veldridderzwammen in Nederland voor. Deze twee soorten worden hoofdzakelijk in het vroege voorjaar gerapporteerd. Dit zijn de Kortstelige veldridderzwam (Melanoleuca brevipes) en de Okerkleurige veldridderzwam (Melanoleuca cognata). In mindere mate verschijnen deze twee ook in het najaar, maar worden beschouwd als de bekende uitzonderingen die de regel bevestigen. Veldridderzwammen zijn allemaal saprotroof op grof strooisel, humus, humusrijke bodems, compost, opdrogende modder en spaanders. Je vindt ze vooral in loofbossen en parken op matig vochtige tot droge, min of meer voedselrijke klei, zand of leem. Voornamelijk in het voorjaar (april-mei), maar dus ook in het najaar (oktober en november).
Kortstelige veldridder
De vrij zeldzame Kortstelige veldridderzwam (Melanoleuca brevipes) is saprotroof op droge tot vochtige, voedselrijke bodems. Hij groeit in loofbossen bij populieren of onder sparren en in gemengde bossen, houtwallen, lanen, duinen, steenstorten, stadsparken en wegbermen.
Enige jaren geleden troffen we verschillende exemplaren aan in een Alkmaars gemeenteperk tussen aangeplante bamboe. Van de dertien vondsten in twintig jaar tijd in de duinen tussen Castricum en Bergen (Noord-Holland) werden er zeven in het voorjaar waargenomen. Zes vondsten dateren van het najaar. Opvallend is de naar verhouding korte, dikke steel waar de Kortstelige veldridderzwam zijn Nederlandse naam aan ontleent. Dit geeft hem een opvallend gedrongen, robuust uiterlijk. Een deel van de oudere opgaven betreft mogelijk M. brevipes sensu J. Lange (M. polioleuca f. langei) met spoelvormige cystiden. In strikte zin heeft M. brevipes i brandnetelhaarvormige cystiden en is alleen microscopisch met zekerheid te herkennen.
Okerkleurige veldridder
De eveneens vrij zeldzame Okerkleurige Veldridderzwam (Melanoleuca cognata) is een uitzondering onder de veldridderzwammen, vanwege zijn meer uitbundige kleuren. De forse tot wel twaalf centimeter grote hoed is bij jonge exemplaren oker- tot roodbruin en soms bijna zalmkleurig. Bij veroudering worden ze grijzer.
De lamellen zijn in het begin van hun ontwikkeling nog oranjegeel maar worden zalm- tot okerkleurig. De geur is zwak, enigzins kruidig. In de omgeving van Bergen troffen we de afgelopen twintig jaar slechts zeven waarnemingen van de okerkleurige veldridderzwam, waarvan vijf in het voorjaar en twee waarnemingen in november. Er is ook nog een zeer zeldzame variëteit nauseosa met een kortere steel (korter dan de breedte van de hoed) en met een sterke, onaangename, zoetige geur en smaak. Deze is pas na 1970 uit Nederland bekend breidt zich sterk uit. Een veldwaarneming kan voldoende zijn voor validatie.
Tekst en foto’s: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging