Huismus

Waarom het slechter gaat met de mus

Vogelbescherming Nederland
18-MRT-2025 - Veranderingen in de natuur gaan vaak geleidelijk. Huismussen sterven niet uit van de ene op de andere dag, maar langzaamaan worden het er minder. Door vogels te tellen worden we ons daarvan bewust. Dan kunnen we ervoor kiezen om ons gedrag te veranderen en de huismus en vele andere stadsvogels weer een kans te geven. Wat kies jij?

Als kind van de jaren tachtig herinner ik me hoe vanzelfsprekend het was om de huismus te zien. Ze waren overal: ze zochten voedsel op mijn stoepje en kwetterden met z'n allen in onze heg. De huismussen hoorden bij mijn straatbeeld, een vertrouwde en vanzelfsprekende verschijning van bruintinten.

De huismus is tegenwoordig niet meer overal vanzelfsprekend

Steeds minder huismussen

Maar tegenwoordig voelt die vanzelfsprekendheid als iets van vroeger. Uit de jaarlijkse Tuinvogeltelling van Vogelbescherming blijkt dat de huismus nog steeds vaak wordt geteld, maar de aantallen op de langere termijn geven geen rooskleurig beeld. De huismus staat weliswaar hoog in de lijst – omdat ze nu eenmaal vaak in tuinen voorkomen en in groepjes leven – maar het aantal waarnemingen is slechts een schim van wat het ooit was. De stilte die achterblijft zonder huismussen, geeft aan hoe de wereld om ons heen verandert.

Geleidelijke veranderingen

Deze achteruitgang is een typisch voorbeeld van hoe veranderingen in de natuur vaak ongemerkt aan ons voorbijgaan. Het gebeurt namelijk niet van de ene op de andere dag, maar heel geleidelijk, verspreid over jaren of zelfs decennia. Als je niet oplet, merk je misschien niet eens dat het kwetteren nu minder vaak klinkt, of dat die heggen waarin ze nestelden langzaam uit het straatbeeld zijn verdwenen.

De geleidelijke verschuiving maakt het lastig te zien hoe dramatisch de situatie eigenlijk is

Een nieuwe realiteit

Deze ‘geleidelijke verschuiving’ – ook wel shifting baseline syndrome genoemd – maakt het lastig te zien hoe dramatisch de situatie eigenlijk is. Je went aan een nieuwe realiteit waarin de huismus minder aanwezig is. Zonder te beseffen hoe aanwezig deze cultuurvolger ooit was. Pas als we terugkijken naar de cijfers van de Tuinvogeltelling, of stilstaan bij onze herinneringen, valt op hoe groot de verandering is.

Trends herkennen

Het gevaar van deze geleidelijkheid is dat het ons passief kan maken. Het zoveelste bericht over de achteruitgang van de huismus voelt niet urgent, terwijl het dat juist wel is. De jaarlijkse Tuinvogeltelling is niet alleen een momentopname, maar ook een herinnering om bewuster naar onze omgeving te kijken. Alleen door deze trends te herkennen, kunnen we actie ondernemen en voorkomen dat de huismus langzaam uit onze herinneringen verdwijnt.

Versteende steden

In de grootste Nederlandse steden is de huismus in een zorgwekkend tempo afgenomen. De toename van versteende tuinen en openbare ruimte speelt hierin een cruciale rol. Zo worden in stadskernen van plaatsen als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag tegenwoordig meer halsbandparkieten waargenomen dan huismussen. Tijdens de officiële MUS-telling (Meetnet Urbane Soorten) van Sovon in 2020, stond de huismus in Den Haag slechts op plek 22. Soorten zoals de nijlgans en de halsbandparkiet werden aanzienlijk vaker geteld. Dit roept serieuze vragen op over de toekomst van de huismus in onze steden. De hoop op een levensvatbare populatie lijkt, net als de vogel zelf, langzaam te vervliegen.

Groene tuinen en parken zijn nodig

De oorzaken liggen vooral in ons menselijk handelen. De groene tuinen en rommelhoekjes van mijn jeugd zijn te vaak vervangen door betegelde achtertuinen en te strak onderhouden parken. Uitzonderingen daargelaten. Daken worden geïsoleerd en kieren worden gedicht, waardoor de huismus steeds minder plek vindt om te nestelen. En met de drastische afname van insecten – het hoofdvoedsel van jonge mussen – wordt het voor deze vogel steeds moeilijker om zijn jongen groot te brengen.

Door de drastische afname van insecten – het hoofdvoedsel van jonge mussen – wordt het voor de huismus steeds moeilijker om zijn jongen groot te brengen

Ont-tegel je tuin en plant een struik

Gelukkig kunnen we de huismus helpen, al is het een soort die niet altijd even gemakkelijk nieuwe plekken omarmt. Zelfs al komen ze niet meteen op jouw goede initiatieven afvliegen, je helpt in de tussentijd ook andere soorten. Hoe? Begin in je eigen tuin. Plant dit voorjaar struiken en bomen die van nature in Nederland voorkomen, zoals meidoorn, vlierbes en diverse heestersoorten. Hoewel huismussen voornamelijk zaadeters zijn, voeren ze hun jongen eiwitrijk voedsel, zoals insecten en geleedpotigen. Kies daarom voor bloemrijke planten die insecten aantrekken, en vermijd altijd chemische bestrijdingsmiddelen. Huismussen zijn ook dol op badderen. Dat doen ze in water – bijvoorbeeld in een platte waterschaal – maar ook in zand. Nog een reden om te ‘ont-tegelen’.

Je kan de huismus helpen door in je eigen tuin te beginnen

Help ook door te tellen

Je kunt ook meehelpen met het in kaart brengen van waar de huismussen nog zitten in Nederland. Naast de Nationale Tuinvogeltelling van Vogelbescherming kun je ook meedoen aan de Jaarrond Tuintelling. Of als je nog een stapje verder wil gaan, met de MUS-telling van Sovon Vogelonderzoek. Zo help je niet alleen de mus in je eigen tuin, maar draag je ook bij aan het in kaart brengen van de populaties in Nederland.

Tekst: Vogelbescherming Nederland
Beeld: Jelle de Jong; Peter van Graafeiland