Blauw weeskind: heilige graal voor nachtvlinderaars
De VlinderstichtingHet blauw weeskind stond te boek als een zeldzame trekvlinder, die af en toe in Nederland opdook. Maar vanaf 2010 wordt de soort meer waargenomen. Vanaf 2014 wordt het blauw weeskind jaarlijks gezien in het Noord Hollands Duinreservaat en plant zich daar klaarblijkelijk ook voort. Sindsdien worden er ook elders regelmatig blauw weeskinderen gezien. Dit jaar gaat het zelfs om meer dan 160 meldingen van ruim honderd verschillende plekken. In België had het blauw weeskind van oudsher enkel populaties in Wallonië. Daar is de soort nog steeds relatief wijdverbreid. Net als hier zien we ook in Vlaanderen recent een toename van waarnemingen. De meeste weeskinderen komen, in tegenstelling tot veel andere nachtvlinders, vrij slecht op licht af. Toch is het blauw weeskind regelmatig aangetroffen in LedEmmers en op het laken. Een andere manier om de soort te zien te krijgen is werken met smeer. Hierbij breng je een zoete stof, vaak met wat alcohol, aan op bomen of paaltjes. Hierop komen diverse nachtvlinders af, waaronder de weeskinderen. Smeer hem maar eens en hoop op dat prachtige blauw weeskind.
Weeskinderen
Weeskinderen zijn grote nachtvlinders die behoren tot de familie van de spinneruilen. Ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat de voorvleugels weinig opvallend grijs of bruin zijn, terwijl de achtervleugels juist opvallende kleuren vertonen: rood, blauw of geel. De meest algemene soort is het rood weeskind. Daaraan danken weeskinderen ook hun vreemde Nederlandse naam. Deze soort is genoemd naar de rood-zwarte klederdracht in de negentiende-eeuwse Amsterdamse weeshuizen. Twee andere soorten, het karmozijnrood weeskind en het zwart weeskind worden de laatste jaren ook meer gezien dan vroeger. Het zwart weeskind is trouwens een buitenbeentje. Deze behoort namelijk tot een heel ander geslacht, maar lijkt wel op de ‘echte’ weeskinderen. Het blauw weeskind is echt onmiskenbaar. In een Vlaams bericht werd deze eens de heilige graal van de nachtvlinderaars genoemd. Het is een forse nachtvlinder, met een spanwijdte van circa tien centimeter. De voorvleugels zijn uitgesproken grijs, terwijl over de nagenoeg zwarte achtervleugels een schitterende lichtblauwe band loopt. Het is een soort die vooral in bossen leeft, waar de rupsen eten van ratel- en zwarte populier.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Rik Wever en Titia Wolterbeek, kaartje: NDFF