Stoepplantje van de week: smalle weegbree
Hortus botanicus LeidenSmalle weegbree is een overblijvende plant uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). Er zijn meer dan tweehonderd weegbreesoorten waarvan er in Nederland een aantal voorkomen, bijvoorbeeld grote, ruige, getande, zand-, zee- en hertshoornweegbree. Smalle weegbree is het meest algemeen. Kenmerkend voor weegbree is de wortelrozet, waaruit de bladeren ontspringen. De aar, die vervolgens uit de rozet omhoogschiet, staat op een gegroefde steel en is bruin van kleur. De aar bloeit met kleine geelwitte bloemen, die elk meestal drie zaden produceren. De bloei verloopt van beneden naar boven waarbij eerst de stampers en daarna de meeldraden zichtbaar zijn. De witte helmknoppen, die op de helmdraden relatief ver buiten de aar staan, steken mooi tegen de bruine aar af. Als je er oog voor hebt, lijkt het wel wat op de kraag van een zeventiende-eeuwse regent. Ingenieus is de functie van de steel als regenpijp. Deze is niet rond, maar ingedeukt waardoor hij een soort gootje heeft. Als het regent wordt het water door het blad opgevangen. Het water loopt langs de nerven naar de steel en door het gootje naar het hart van de plant, waar de wortel zit. De wortel krijgt zo al het regenwater dat op de plant valt. Dat is wel nodig ook, als de plant tussen straatstenen staat.
Windbestuiving en waardplant
De wind zorgt voor de bestuiving, al wordt weegbree ook bezocht door insecten. Die rusten er wellicht op uit en doen zich tegoed aan het stuifmeel. Nectar produceert de plant niet. Wel zijn er vlinders die haar als waardplant bezoeken en er hun eitjes op leggen. De rupsen die hieruit groeien kunnen de plant aardig oppeuzelen. Het woordje waard komt van de functie van waard in een herberg. Daar is hij de gastheer, die mensen voorziet van een hapje en een drankje. Als we van een waardplant spreken, is er bij deze insecten en organismen een duidelijke voorkeur voor deze specifieke plant.
De weegbree verschaft voedsel aan de weegbreebeer. Weegbreemot lijkt wellicht een betere naam, maar beer slaat op het voorstadium van deze vlinder. Het is dan een harige rups, die er met zijn bruine vacht wat beerachtig uitziet. De genoemde weegbreevlinders doen zichzelf niet te goed aan de plant. Ze leggen minuscule eitjes op de bladeren, waaruit de bekende 'rupsjes nooitgenoeg' voortkomen. De weegbree kan er wel tegen want ze kan steeds weer nieuwe bladeren vormen.
Naam
Het Nederlandse woord ‘weegbree’ komt waarschijnlijk van ‘wat zich aan de weg breed maakt’. Volksnamen voor de smalle weegbree zijn onder andere schapentongen of hazenoren. In de officiële naam Plantago lanceolata herkennen we het woord planta, het Latijnse woord voor voetzool. Plantago betekent ‘lijkend op een voetzool’, en dat wijst waarschijnlijk op de bladvorm. Lanceolata verwijst vermoedelijk eveneens naar de vorm van de bladeren: lancetvormig. Maar ja, wat heeft de vorm van het blad dan nog met voetzool te maken? Je kunt niet op allebei lijken, want ik geloof niet dat er lancetvormige voetzolen bestaan. Mogelijk slaat lanceolata dan ook op de geneeskrachtige werking van de plant bij een steekwond, bijvoorbeeld die van een lans. Weegbreebladeren hebben namelijk de naam wonden te stelpen. Maar ook bij het woord voetzool kan gedacht worden aan deze helende werking. De op de niet geasfalteerde heirbanen marcherende Romeinen hadden waarschijnlijk gauw wondjes aan hun voeten. Ze legden daarom maar alvast wat weegbree onder de voetzolen. De plant bijvoet deden ze naar men zegt ook in hun sandalen, om dezelfde of misschien andere redenen.
In het Duits heet de plant Wegerich, wat er op zou kunnen duiden dat ze rijkelijk langs wegen te vinden is. Het is inderdaad een plant die weliswaar zelf niet kan lopen, maar wel met de mens langs paden en wegen optrekt. De zaden van de weegbree zijn enigszins kleverig en worden door passerende dieren verspreid. Dat kunnen ook mensen zijn. Vandaar de naam die door de inheemse bevolking van Noord-Amerika aan de plant is gegeven: ‘spoor van de witte mannen’. Op deze manier introduceerden de Europeanen deze zeer geneeskrachtige plant in Amerika.
Herkomst en vindplaats
Het oorsprongsgebied van de smalle weegbree is waarschijnlijk Klein-Azië. Tegenwoordig is ze over de hele aarde verspreid, waar er ook maar een goede voedingsbodem is. De plant is in West-Europa algemeen en komt veel voor in graslanden. Ze is ook te vinden op ruderale gronden, akkers en omgewerkte grond, en in de voegen tussen stoeptegels. Zij groeit eigenlijk overal waar mensen wonen: in steden en dorpen, op boerenerven, langs wegen en veel belopen paden. Weinig in het bos en op de hei, maar wel in de buurt van bijvoorbeeld picknickplaatsen of op andere plekken waar veel mensen verblijven.
Menselijke consumptie
Laat grootschalig wildplukken over aan specialisten, maar evengoed leuk om te weten: de zeer jonge bladeren van smalle weegbree kun je rauw eten. Als de plant wat ouder is maar nog niet bloeit, zijn de bladeren te gebruiken als groente, in soepen of om met beslag frituren. De smaakt schijnt nogal aards te zijn. Oudere bladeren zijn bitter, maar die bittere smaak verdwijnt door koken enigszins. De verdere bereiding is lastig, want de bladeren zijn erg taai door de stevige vaatbundels. Die kun je maar beter verwijderen. De zaden worden wel tot poeder vermalen en dan bijvoorbeeld aan bloem toegevoegd voor een speciaal smaakje. Dat de voor veel mensen niet zo smakelijke weegbree toch geconsumeerd wordt, hangt samen met de mogelijke geneeskrachtige werking.
Geneeskracht
Bekend is het gebruik van smalle weegbree tegen jeuk door brandnetels. Het middel tegen de kwaal is snel bij de hand: smalle weegbree is makkelijk te vinden en meestal ook al tot wasdom gekomen wanneer brandnetels hun bijzondere afweermechanisme in stelling hebben gebracht. De bladeren van de weegbree moeten eerst gekneusd worden. Ze schijnen ook te helpen tegen insectensteken en bij lichte brandwonden. Smalle weegbree zou verder antibiotische, ontstekingsremmende, verzachtende, mild laxerende en vochtafdrijvende eigenschappen hebben. Een hele waslijst dus. Een thee of siroop van smalle weegbree zou helpen bij een ontsteking in de keel en de bovenste luchtwegen, en ook als middel tegen hoesten en verkoudheid. Een kompres van geweekte zaden, of het verse sap van bladeren verdund met bijvoorbeeld kamillethee, heeft de reputatie te helpen bij zweren en oog- en oorontsteking. Een aantal opmerkelijke stoffen die de plant bevat worden hieronder besproken.
Slijmstoffen
De bladeren van de smalle weegbree bevatten veel slijmstoffen. Deze nemen water op en vormen dan een gel die voor de bescherming van weefsels kan dienen. De slijmstoffen vormen een beschermende laag, maken vastzittend slijm los en hebben een regulerende werking. Op de slijmvliezen van de luchtwegen werken ze verzachtend op de hoestprikkel en bevorderen daardoor het ophoesten. Smalle weegbree werkt ook tegen constipatie. In de darmen zwellen slijmstoffen op en functioneren als een soort glijmiddel. Slijmstoffen zijn chemisch gesproken polysachariden. Dat zijn polymeren van suikerverbindingen - zoals fructose en glucose - die zodanig lang zijn dat ze in de darmen niet afgebroken worden. Daardoor behouden ze hun gunstige effecten. Twee polysachariden uit smalle weegbree worden hier nader besproken: arabinoxylaan en pectine.
Arabinoxylaan
In de zaden van smalle weegbree bevinden zich arabinoxylanen die bestaan uit copolymeren van twee pentose-suikers - suikers met vijf koolstofmoleculen - te weten arabinose en xylose. Deze zijn chemisch gesproken niet van elkaar verschillend, maar wel stereometrisch. Ze kunnen links- of rechtsdraaiend zijn (R- of D-draaiend). Onder afsplitsing van water kunnen de rechte ketens ringen vormen en ontstaan ringvormige esters, die vervolgens polymeriseren.
Pectine
De bladeren van smalle weegbree bevatten veel pectine. Pectine bestaat uit een hoofdketen met zijtakken en is zeer variabel in zowel lengte als samenstelling. De hoofdketen bestaat uit een polysacharide en is opgebouwd uit aan elkaar gekoppelde veresterde galactonzuurmoleculen. De formule van pectine is hieronder vereenvoudigd weergegeven. De zijtakken kunnen bestaan uit xylose, galactose en arabinose, die vaak groepsgewijs aan de hoofdketen vastzitten.
Eigenlijk is pectine als slijmstof niet veel verschillend van arabinose maar wel veel bekender. Arabische gom is bijvoorbeeld een pectine en het is ook een verdikkingsmiddel voor jam.
Glycoside en aucubine
Aucubine is een stof die opgebouwd gedacht kan worden uit een skelet van cyclopentaan en pyran, waaraan een OH-groep en een COH-groep gekoppeld zijn, en waarvan de dubbel gebonden zuurstof geglycoliseerd is. Dat laatste houdt in dat er een suikermolecuul of suikergroep aan gebonden is. Aucubine is daarmee onder te brengen onder de grote groep glycosiden die in tal van planten voorkomen. Deze zijn dus opgebouwd uit een suiker (het glycon) en een niet-suiker (het aglycon).
Looistoffen
De bladeren van smalle weegbree bevatten tot 6,5 procent looistof, ook tannine genoemd. Dit helpt wonden sneller te helen en nieuw weefsel te vormen. Looistoffen werken samentrekkend en daarmee bloedstelpend.
Dit natuurbericht bevat heel wat informatie over de veel voorkomende maar onopvallende smalle weegbree. Bea Baak maakte een prachtig portret van deze plant voor het Stoepplantjesalbum. Tot eind juli is het origineel nog te zien in het Stadsmuseum in Grave, samen met prachtige macrofoto's van andere stoepplanten. Komt u de plant op de stoep tegen, meld hem dan aan voor het stoepplantjesonderzoek.
Tekst: Piet Rieff, Hortus botanicus Leiden
Foto’s: KU Leuven (leadfoto: smalle weegbree); André Biemans, Universiteit Leiden; Tineke
Overige afbeeldingen: Piet Rieff; Natalie Tirion