Bekijk het landschap als wilde bij: ecoprofielen voor bestuivers
Wageningen Environmental Research, Wageningen University & ResearchHiermee kan het landschap worden beoordeeld door de ogen van bijen en zweefvliegen. Dit helpt bij het nemen van maatregelen om bestuivers te bevorderen.
Voor het herstel van de diversiteit aan wilde bestuivers zijn maatregelen op landschapsschaal nodig. Dat kan bijvoorbeeld het uitbreiden van bestaande natuurgebieden zijn, of het verbeteren van de kwaliteit daarvan. Ook kan in agrarische en stedelijke gebieden in natuurnetwerken, die aantrekkelijk zijn voor bestuivers, worden geïnvesteerd. Het is dan belangrijk dat het landschap genoeg nestelplekken en bloemrijke plekken biedt, niet al te ver van elkaar, als een soort ‘bed & breakfast’. Het nieuwe onderzoek (pdf; 6,2 MB) helpt partijen die bestuivers willen bevorderen bij het nemen van effectieve maatregelen in hun plan- of beheergebied.
Zoveel soorten, zoveel wensen
Initiatiefnemers beschikken niet altijd over voldoende kennis om hun gebied voor bestuivers optimaal in te richten en te beheren. Wim Ozinga, onderzoeker bij Wageningen University & Research: “Dat blijkt in de praktijk erg lastig. Want soorten hebben allemaal hun eigen wensen met betrekking tot hun leefgebied. Bij inrichtingsmaatregelen is het nauwelijks mogelijk om met allemaal rekening te houden.”
De onderzoekers hebben de veelheid aan soorten daarom teruggebracht tot zeven hoofdgroepen, die vergelijkbare eisen stellen aan het landschap: ecoprofielen voor bestuivers. Ieder profiel geeft vuistregels om het landschap te beoordelen door de ogen van bestuivers. De afgelopen jaren zijn er al dergelijke ecoprofielen opgesteld voor het Groene Cirkel Bijenlandschap in Zuid-Holland. De onderzoekers hebben deze methode nu verder ontwikkeld tot een landelijk systeem.
Basisbehoeften van bestuivers
De vuistregels zijn per ecoprofiel gebaseerd op de basisbehoeften van de niet al te kieskeurige soorten. Het natuurnetwerk voor bestuivers dat zo kan worden ontwikkeld, biedt ook een goede basis voor de kieskeuriger soorten. Daar zijn vaak wel aanvullende maatregelen bij nodig. Zo kan de zeldzame knautiabij geholpen worden door te zorgen voor meer bloeiende beemdkroon, de voedselplant waarvan ze afhankelijk is. Ozinga: “We hebben daarnaast een apart ecoprofiel onderscheiden voor de soortenarmere delen in het agrarisch gebied en de openbare ruimte. Daar zijn eenvoudige maatregelen nog altijd zinvol, maar vooral om te voorkomen dat zelfs de vrij algemene soorten verder achteruitgaan. En om waar mogelijk de diversiteit aan bestuivers te vergroten.”
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Kennisimpuls Bestuivers. Dit programma draagt door het ontwikkelen en delen van kennis bij aan het behoud en de bevordering van wilde bestuivers, zodat zij ook op de langere termijn hun belangrijke rol kunnen blijven vervullen in de voedselproductie en in natuurlijke ecosystemen. De Kennisimpuls sluit aan bij de Nationale Bijenstrategie: een initiatief van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waaraan vele maatschappelijke partners meewerken.
Tekst: Wageningen Environmental Research
Foto: Menno Reemer (leadfoto: echte wespvlieg)