Veldonderzoek op een insectenrijke dijk in Noord-Groningen
10-JAN-2025 - Uit onderzoek in verschillende delen van ons land blijkt dat dijken een bijzonder leefgebied kunnen zijn voor talloze insecten en andere fauna. In de Groningse regio het Oldambt zijn veel dijken soortenarm, maar een nieuw initiatief zet in op het versterken van de landschappelijke en ecologische waarde van de eeuwenoude slaperdijken.

Het Groninger zeekleigebied, dat zich uitstrekt langs de Waddenkust van het Lauwersmeer tot de Dollard, wordt gekarakteriseerd door zeedijken en slaperdijken. De slaperdijken vervullen geen waterkerende functie meer, maar ze hebben grote potentie voor biodiversiteit. De huidige ecologische toestand van de dijken blijkt helaas zeer matig te zijn. Er liggen gelukkig volop kansen, maar dit vereist wel een omschakeling van het beheer met oog voor de jaarronde samenhang tussen vegetatie, insecten en vogels. In navolging van een pilotproject in 2020 kreeg in 2023-2024 het project een vervolg om de huidige natuurwaarden en potenties in kaart te brengen. Het onderzoek is een samenwerking van Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels (GKA), Landschapsbeheer Groningen (LBG) en EIS Kenniscentrum Insecten.

Weinig insecten maar wel veel potentie

Tijdens het zomerhalfjaar van 2023 werden bijen, dagvlinders en sprinkhanen bemonsterd op de slaperdijken in het Oldambt en een referentiedijk in Noord-Groningen. Er werden 24 soorten solitaire bijen, vijf soorten hommels, acht soorten dagvlinders en vijf soorten sprinkhanen vastgesteld. Dat klinkt misschien als aardig wat, maar het is eerlijk gezegd maar weinig voor een heel jaar onderzoek. Ook de aantallen van deze soortgroepen waren ontzettend laag in vergelijking met binnendijken in het zuidwestelijke zeekleigebied. Desalniettemin zaten er op de slaperdijken wel meer insecten dan op de zeedijken en in wegbermen, zoals in onderstaande figuur is te zien.

Het aantal solitaire bijen op Groninger slaperdijken is weliswaar hoger ten opzichte van zeedijken en wegbermen (A), maar valt in het niet in vergelijking met de aantallen die in het deltagebied worden aangetroffen (B). Het aantal graslandvlinders was vrij laag op de slaperdijken in het Oldambt, maar de referentiedijk in Noord-Groningen laat zien dat hogere aantallen wel degelijk mogelijk zijn, vergelijkbaar met het deltagebied (C). Met een boxplot wordt de verdeling van aantallen op de verschillende dijken weergegeven. De blauwe box verbeeldt het zwaartepunt van de tellingen met de horizontale lijn als mediaan en de X als gemiddelde. De verticale lijnen geven de buitenste 25 procent weer

Op de referentiedijk werden wel vrij hoge dichtheden van graslandvlinders vastgesteld. Dit geeft aan dat er wel degelijk potentie is om een hogere insectenrijkdom te bereiken in deze regio, mits het beheer daar ruimte toe laat. Bovendien werd er ook een aantal karakteristieke dijkinsecten vastgesteld. Weliswaar in laag aantal, maar ze kunnen toenemen als de omstandigheden in het leefgebied verbeteren. Met name door middel van extensieve begrazing, waarmee structuurvariatie wordt bevorderd, kan de insectenrijkdom worden verhoogd.

Bijzondere insecten die kunnen profiteren van natuurherstel op en rond de slaperdijken in Groningen. Van links naar rechts: gewone oliekever, moshommel en bonte wespbij

Broedvogels en wintervogels

Voor vogels kunnen de dijken ook interessant zijn. In het broedseizoen lieten soorten als grasmus, roodborsttapuit, blauwborst en rietgors zich in mooie aantallen horen. Niet zozeer op de dijk zelf, maar vooral onderlangs in de ruige (sloot)randen met overjarig riet en her en der een struik. Dit zijn veelal soorten die karakteristiek zijn voor de groenblauwe dooradering van akkerbouwgebieden. ’s Winters waren het vooral muizenetende roofvogels die de dijken gebruiken, waarbij ze profiteren van het dijklichaam als uitkijkpost en de aanwezigheid van relatief veel veldmuizen.

Ecologische kwaliteitsbeoordeling

Naast de fauna-inventarisaties werd ook de ecologische kwaliteit van alle slaperdijken in het Oldambt beoordeeld. Maar liefst 89 procent van de dijken werd gekwalificeerd als ‘laag’ en 11 procent als ‘vrij laag’. De referentiedijken scoorden aanmerkelijk beter (‘vrij hoog’). Er lijken dus aanzienlijke verbeteringsmogelijkheden te zijn, waarbij de introductie van ecologisch gericht beheer, zoals hooibeheer of extensieve begrazing, cruciaal is. Voor vrijwel alle insecten geldt overigens dat het niet alleen draait om het zomerhalfjaar: essentieel in het leefgebied van locatiegebonden fauna is dat ze er gedurende het gehele jaar de volledige levenscyclus kunnen voltooien. Natuurlijk geldt dat ook voor overwinterende vogels.

De ene Groninger dijk heeft een hogere ecologische kwaliteit dan de andere Groninger dijk. Het laat zich raden welke van de twee het meest aantrekkelijke leefgebied is

Struweelproject en vrijwilligersinzet

De aanwezigheid van een of enkele struiken is een factor die positief bijdraagt aan het leefgebied op een dijk. Tijdens het pilotproject in 2020 werd streekeigen struweel aangeplant in zestien vakken op de slaperdijken in het Oldambt. In het huidige project werd dit verder aangevuld en onderhouden. Vrijwilligers werden geworven om boeren te ondersteunen bij het beheer. Onderzocht wordt hoe deze coördinatie structureel kan worden voortgezet. Ook wordt inmiddels op kleine schaal geëxperimenteerd met natuurbegrazing op een slaperdijk en is er een loket opgericht waar eigenaren en pachters van dijken terecht kunnen met vragen omtrent ecologisch beheer.

Structuurvariatie is een belangrijke voorwaarde voor een hoge insectenrijkdom op dijken. Een bijzonder element bij extensieve beweiding is een drinkpoel, wat weer een geheel nieuwe dimensie toevoegt aan het landschap

Meer informatie

Tekst: Niels Godijn en Olaf Klaassen, Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels; Linde Slikboer, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto’s: Niels Godijn (leadfoto: veldonderzoek op een insectenrijke dijk in Noord-Groningen)
Figuren: Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels; EIS Kenniscentrum Insecten