Stoepplantje van de week: zandhoornbloem
Hortus botanicus LeidenZandhoornbloem (Cerastium semidecandrum) behoort tot de hoornbloemen, een geslacht met ongeveer tweehonderd soorten uit de anjerfamilie. De plant is te vinden op droge zandgrond in de duinen tot aan de zeereep, maar ook in droge bermen. Hij bloeit al vroeg in het jaar. De paarsgekleurde stengels die uit de kleine rozetten ontspruiten kunnen alle kanten uitsteken en er zitten kleine, tegenover elkaar staande, ellipsvormige bladeren aan.
Als de plant bloeit, dragen alle stengels bloemen. Er zijn dus geen niet-bloeiende stengels te vinden. Dat is kenmerkend voor eenjarige planten. Het is tevens een belangrijk onderscheid met andere hoornbloemen, want er komen in Nederland naast zandhoornbloem minstens zes andere soorten hoornbloem voor:
- Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum subsp. vulgare) - algemeen
- Akkerhoornbloem (Cerastium arvense) – algemeen
- Kluwenhoornbloem (Cerastium glomeratum) – tegenwoordig ook heel algemeen
- Viltige hoornbloem (Cerastium tomentosum) - algemeen/verwilderd
- Glanzige hoornbloem (Cerastium fontanum subsp. holosteoides) - zeldzaam
- Scheve hoornbloem (Cerastium diffusum) - zeldzaam
Soorten zoals akkerhoornbloem en gewone hoornbloem, die uiterlijk sterk op zandhoornbloem lijken, zijn meerjarig, en hebben dus ook stengels zonder bloemen.
Klein
Zandhoornbloem is niet groter dan tien tot twintig centimeter. De bloemen zijn niet veel groter dan een halve centimeter, ook klein dus, maar ze zien er onder een vergrootglas schitterend uit. Verder is de hele plant bedekt met kleverige klierharen, waardoor ze vaak veel zandkorrels vasthoudt. De kroonbladen van de bloem steken niet ver uit de kelkbladen. Opvallend is dat de schutbladeren, dat zijn de bladeren aan de voet van de bloemetjes, allemaal een vliezige rand hebben. De plant bloeit in april en toont dan zijn bloemen met vijf witte, ingesneden en getande kroonbladen. Na de bloei sterft de plant snel af, waarna uitgebloeide en afgestorven planten in de zomer nog lang blijven staan. Typisch voor deze plant, de kenmerken die herkenbaar maken en onderscheiden van andere hoornbloemen, is verder dat de bloem gewoonlijk maar vijf helmknoppen en één vruchtbeginsel met vijf stijlen en stempels bezit. Gewoonlijk, want het zijn soms zes helmknoppen, soms drie of vier; en het aantal stijlen is ook wel zes, soms zeven.
Naam
'Zand' in de naam zandhoornbloem slaat op de groeiplaats van de plant. Dat zijn droge zandgronden, zoals duingebieden, waar de plant thuis is. Hoorn in hoornbloem geeft aan dat de vruchtjes als een hoorn, wat gekromd, uit de kelk steken, zoals op de foto.
Cerastium in de wetenschappelijke naam komt uit cera, dat ‘hoorn’ betekent, maar ook het Grieks kent het woord kerastes dat ‘gehoornd’ betekent.
In semidecandrum herkennen we de Latijnse betekenis ‘helft van tien’, dus vijf. Dat slaat op het aantal meeldraden en stampers, want de plant heeft gewoonlijk de helft van tien, dus vijf, meeldraden en ook vijf stampers. Dat is de helft van het aantal dat in andere soorten hoornbloemen veelal aangetroffen wordt.
Of de naam gelukkig gekozen is, zou ik niet willen bevestigen. Wanneer zie je nu de vruchten opvallend en gekromd naar buiten steken? In het Engels heet de plant ‘small mouse ear’. Dat slaat dan op de bladeren die er met al die klierharen best wel wollig, als een muizenoor, uitzien. Muizenoor hebben we in Nederland echter al aan een heel andere plant gegeven, dus die naam is niet meer beschikbaar. Maar je zou ook iets kunnen weergeven over de onopvallendheid van de plant, want hij doet zijn uiterste best er niet te zijn. Alleen in het voorjaar is hij aanwezig en na een korte bloeiperiode is het in mei al weer voorbij en zie je nauwelijks iets van de plant terug. Deze plant, die zo graag onopvallend is, zou je daarom best de naam ‘vergeet mij maar wel’ kunnen geven.
Herkomst en vindplaats
Met vroegeling hoort de zandhoornbloem tot de vroegstbloeiende plantensoorten op droge zandgronden. Je vindt haar voornamelijk in de duinen tot aan de zeereep, waar ze vaak in gezelschap is van de kleine hoornbloem. Als je de plant vindt in de klei- en veenstreken, dan is er sprake van aangevoerd zand. Dat is dan ook de reden dat ze tot de stoepplantjes gerekend mag worden. Tussen straatstenen is ze namelijk regelmatig te vinden. Je vindt haar ook op sportvelden en wegbermen, als er maar zand in overvloed in de ondergrond aanwezig is.
Consumptie en gebruik
Misschien dat een insect kan zeggen wat hij lekker vindt aan de plant, maar voor menselijke consumptie is de plant niet geschikt. De plant wordt bezocht door vliegen en bijen die er genietend de honing uit opzuigen. Omdat hij een nogal vertakt wortelstelsel kan ontwikkelen, wordt hij door liefhebbers van groene, egale gazons als onkruid gezien. Als je zijn neiging tot weelderige groei kunt beteugelen is het ook een prachtige bodembedekker, die niet de boventoon wil voeren. Daar wordt hij ook wel voor gebruikt.
Niet geneeskrachtig, wel intrigerend
De onopvallendheid van zandhoornbloem wordt hier ook weer bevestigd door het ontbreken van enige bekende geneeskrachtige werking.
Toch wel opvallend en intrigerend zijn de klierharen op blad en ook op de stelen van de plant. Er komt een kleverige stof uit, maar waar die voor dient? Daarover is voor deze plant niets te vinden en we moeten hier maar genoegen nemen met enkele veronderstellingen.
Veronderstelling 1: zilt
Een aantal zandhoornbloemen leven in nogal zilte omgeving: aan de zeereep of op wegen waar gestrooid wordt. Bekend is dat sommige planten in staat zijn via klierharen opgenomen zout af te scheiden om niet ten onder te gaan aan een te hoog zoutgehalte van opgenomen zeewater.
Bekend zijn de klieren waar zeekraal mee uitgerust is. Ook mangrovebomen, die vaak in zout water staan, hebben dit soort klieren. Maar ja, veel zandhoornbloemen staan ook niet zilt.
Veronderstelling 2: verdediging
De plakkerige stof is zeer hinderlijk voor insecten, bijvoorbeeld bladluizen. Die zullen deze planten mijden. De klierharen zijn dan een verdedigingsstrategie. Dit lijkt ons best waarschijnlijk: is er onder de lezer iemand die bladluizen of andere sapzuigers op zandhoornbloem ziet? Foto's zijn welkom.
Veronderstelling 3: bescherming
Bekend is dat zich veel zand kan hechten aan de plakkerige haren. De plant leeft immers in een zandige omgeving. Mogelijk biedt dat een soort bescherming van de bladen tegen overmatige zonnestraling om te voorkomen dat deze verbranden.
De gedachte kwam bij me op dat zandhoornbloem misschien in staat is voedingsstoffen uit zand te verkrijgen. Zij leven immers in voedselarme gebieden en kunnen wel een extraatje gebruiken. Maar dat is wel heel onwaarschijnlijk, daar zijn de wortels voor.
Veronderstelling 4: mimicry
Het zou een geval van mimicry kunnen zijn. De plant ziet er zandig uit en is daardoor weinig zichtbaar voor bladeters in de natuur. Die hebben misschien ook al moeite met al dat zand dat tussen de kiezen of snavels terecht komt. Onzichtbaarheid en oneetbaarheid dus.
Met wat fantasie zijn er nog wel meer veronderstellingen mogelijk. Analyse van het kleverige vocht van de haren zou uitsluitsel kunnen bieden, maar blijkbaar heeft de onopvallendheid van de plant ervoor gezorgd dat dit nog nooit gebeurd is. Het is bij de plantenbeschrijving in flora’s bij mijn weten nooit vermeld. Mocht u, lezer, hier meer van weten, dan horen we het graag. Maar eerst op pad, op zoek naar zandhoornbloemen voor het stoepplantjesonderzoek.
Tekst: Piet Rieff, Hortus botanicus Leiden, met dank aan André Biemans
Foto's: Plantenwerkgroep Breda, Zakgids Stoepplanten; André Biemans; Wikimedia Commons
Tekeningen: Nienke IJspeert; Nathalie Tirion