Heermoes

Stoepplantje van de week: heermoes

Hortus botanicus Leiden
8-MEI-2022 - Tot en met 20 mei is in de Oude UB in Leiden op werkdagen het mooie portret dat Jan van Schooten van heermoes maakte nog te bewonderen. Het is misschien wel het beste voorbeeld van hoe een weinig geliefde plant toch erg mooi is. Geniet van Jans afbeelding, ga buiten kijken of u nog sporendragers ziet of alleen de 'kerstboompjes' en meld de heermoes aan voor het stoepplantjesonderzoek.

Heermoes

Heermoes (Equisetum arvense) is een plant uit de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae). Het is een tot veertig centimeter hoge vaste plant die in het voorjaar opschiet met lichtbruine stengels die aan de top beladen zijn met sporenaren. Dit zijn de fertiele stengels, want de sporen zijn onderdeel van de voortplantingscyclus. Ze zitten in doosjes onder een schubvormig afdakje, wachtend op het moment dat ze door de wind weggeblazen worden. Als de sporen landen op een gunstig plekje, groeien er mannelijke of vrouwelijke voorkiemen, waarvan de mannelijke de vrouwelijke bevruchten. Dan ontstaat een nieuwe heermoesplant. De niet-fertiele stengels verschijnen ongeveer twee weken later. Dan zijn de fertiele stengels alweer aan het verdorren. Deze niet-fertiele stengels zijn ruw van buiten en hol van binnen en zijn gemakkelijk in de lengterichting uit elkaar te trekken, omdat ze een gelede structuur hebben. Op elke overgang van twee leden, een zogenaamde knoop, bevindt zich een krans van vergroeide schubben. Ook staat op de knoop een krans van zijtakken. Die zijtakken kunnen gezien worden als de bladeren van de plant en hebben wel wat weg van dennentakken. Ze hebben evenals de stengels een gelede structuur.

Woekeraar

Heermoes maakt ook veel wortelstokken die diep de grond in gaan en ook nog horizontale vertakkingen vormen, waaruit nieuwe planten kunnen opschieten. Deze vorm van ongeslachtelijke voortplanting maakt deze plant berucht als onweerstaanbare woekeraar. Heermoes komt voor in de gematigde en koude streken van het noordelijk halfrond. Het is een lid van de groep planten die vóór het verschijnen van moderne bloemplanten, zeg maar in het tijdperk van de dinosauriërs, de aarde domineerde. Verwanten van heermoes groeiden toen uit tot tientallen meters hoge 'bomen', waaruit de huidige steenkoollagen van de aarde grotendeels gevormd zijn. Aan de wortelstok, die fijn wollig geelbruin behaard is, worden knolletjes gevormd die als overwinteringsopslag voor de plant dienen. Dankzij die diepe wortels kan heermoes mineralen opnemen vanuit grondlagen waar andere planten niet bij kunnen en deze vervolgens naar de plant bovengronds transporteren. Daardoor bevat heermoes veel mineralen en kiezelzuur. Silicium in het kiezelzuur wordt door de plant opgenomen ter versterking van de celwanden.

Heermoes op de stoep

Heermoes

Naam

De herkomst van de naam is onduidelijk. Het tweede deel van de naam, moes, betekent ongetwijfeld ‘groente’, zoals te vinden in het Duits ‘Gemüse’. Maar waar slaat ‘heer’ op? Gedacht kan worden aan een grote groep of leger. Ook dan helpt het Duits weer, want ‘Heer’ betekent daar leger. Maar de Duitsers zelf hebben de naam ‘Schachtelhalm’ aan de plant gegeven, wat op het in elkaar passen van de geledingen van de plant kan wijzen. Vandaar ook de moderne naam die aan de plant gegeven wordt: lego- of duploplant. Wel bedenken dat het uit elkaar trekken gemakkelijk gaat, maar het weer in elkaar zetten of andere plantjes construeren is lastiger. 
Een aantal volksnamen verwijzen veelal naar de herkenbare staartvorm van de plant: akkerpaardenstaart, kattenstaart. De plant wordt ook wel 'roobol' of ‘ruigebol’ genoemd, verwijzend naar het woekerende karakter, of ‘unjer’, dat ‘boze geest’ betekent.
In de wetenschappelijke naam Equisetum arvense komt het woord equisetum van de Latijnse woorden ‘equus’ (paard) en ‘saeta’ (haar, borstel). Maar setum kan ook afgeleid zijn van setrum (staart). Als de oorsprong inderdaad ‘saeta’ is, zag men wellicht eerder gelijkenis met de borstelige manen van een paard dan met diens staart. Arvense is eveneens van Latijnse origine, en betekent ‘van de akker’ of ‘van het veld’.

Heermoes in volle glorie

Herkomst en vindplaats

Heermoes is algemeen langs wegen en tussen gras, op zandige akkers en op leemachtige grond, als er maar silicium in de bodem zit. De plant kan zich goed handhaven in milieus waar andere planten het loodje leggen door vervuiling. De plant was bijvoorbeeld de eerste die na de uitbarsting in 1980 van de vulkaan St. Helena in de Verenigde Staten weer vaste voet kreeg op de hellingen. Ook op industriële terreinen met zware vervuiling of zwaar samengepakte grond is de plant vaak de eerste die komt of de laatste die verdwijnt. Je kunt je er daarom over verwonderen dat van de oervormen van deze plant, die tot reusachtige, dertig meter hoge bomen konden uitgroeien, alleen de kleine soorten overgebleven zijn. Deze plantensoort moet toch in de oertijd al overdadig gewoekerd hebben. De huidige vormen zijn weliswaar nog steeds als woekerplanten bekend, maar kunnen toch niet tippen aan het geweld van hun voorvaderen om bezit te nemen van de hele aarde, zoals die er in de oertijd uitzag. Blijkbaar is de voortplanting van de bloemplanten superieur aan de sporenaanpak van equisetum. En dat valt wel te begrijpen, want met wortelstokken kom je niet al te ver en de voortplanting met sporen zonder de hulp van insecten lijkt omslachtig.
Maar heermoes kan zeer goed standhouden omdat het tegen allerlei gifstoffen bestand is. Uit de diep gelegen wortelstokken ontspruiten ieder jaar weer nieuwe scheuten vanuit de knopen. Als er diep genoeg enig water is, dan overleeft heermoes lange tijd.
Met een beetje fantasie zie je zo weer een oerbos ontstaan als die vervelende bloemplanten uitgestorven zouden raken. Het ziet er mooi uit, zeker als je er dinosauriërs bij bedenkt.

Heermoes

Consumptie en gebruik

Heermoes

Jonge scheuten zijn als groente te koken, maar bevatten veel kiezelzuur en dat geeft een gruizige smaak. Niet heel aantrekkelijk dus. Wel zacht en smakelijk zijn de fertiele stengels die in het vroege voorjaar verschijnen. Paardenstaarten hebben silicium in de vorm van siliciumoxide nodig voor de stevigheid. Daarom moet de groeiplaats enig zand hebben waar ze dat mineraal uit kunnen halen. Hoe dit precies gebeurt is onduidelijk, want zand, de bron van silicium, is niet oplosbaar en dat moet het wel zijn om door de plant getransporteerd te kunnen worden. Door de aanwezigheid van silicium in de oxidevorm, zand dus, kan heermoes gebruikt worden als mild polijst- of schuurmiddel om bijvoorbeeld tin te poetsen. Vandaar dat de naam tinkruid soms gebruikt wordt voor de plant. Van een andere soort equisetum, namelijk schaafstro, de naam zegt het al, hebben de stengels zoveel silicium dat schurende werking nog groter is en deze kunnen gebruikt worden als schoonmaakmiddel voor pannen en voor het maken van schuurpapier, wat vroeger wel gebeurde.
Omdat heermoes in staat is diep uit de bodem mineralen op te zuigen en op te nemen in de bladeren en stengels, kan heermoes goed gebruikt worden als meststof. Gewoon uitspreiden van stengels en bladeren over het grondoppervlak is voldoende, maar er kan ook een aftreksel gemaakt worden om uit te sproeien. Het werkt dan ook als middel tegen allerlei schimmelziekten.
Al in de eerste eeuw na Christus werd heermoes omschreven als een wondhelend, bloedstelpend en urine-afdrijvend middel. Maar ondanks de eeuwenlange toepassing van heermoes als geneesmiddel is er geen wetenschappelijk bewijs gevonden. Het is wel een groente die veel mineralen en dus spoorelementen bevat, die onmisbaar voor organismen. Thee van heermoes schijnt goed voor de blaas, longen en nieren te zijn, maar je moet het wel minstens een half uur laten trekken en je mag er niet teveel van drinken.

Chemische aspecten

Zoals alle planten heeft ook heermoes een veelheid aan werkzame stoffen. De opvallendste hiervan is silicium, waarover hier wat meer wordt uitgeweid.
Kiezelzuur Si(OH)4 en SiO2

De plant bevat dus een hoog gehalte aan silicium in de vorm van kiezelzuur, een verbinding van siliciumdioxide en water, en SiO2. Siliciumdioxide vormt een driedimensionaal netwerk van siliciumatomen die omringd zijn door zuurstofatomen en tetraëders (viervlakken) vormen. Het is makkelijk te bedenken dat er complexe structuren kunnen ontstaan vooral als metalen als aluminium mee gaan spelen. Het worden dan silicaten. Deze silicaten vormen een belangrijke groep mineralen en vormen bijna 95 procent van de aardkorst. Zij bestaan in tal van variëteiten, we kennen natuurlijk zand, kiezel, rots, maar ook de meeste edelstenen zijn silicaten: kwarts, agaat, amethist, opaal, et cetera.
Heermoes is in staat silicium uit zandachtige grond op te nemen en een groot deel hiervan als vaste stof af te zetten in de buitenste wanden van de stengels. Deze omzetting tot vaste stof, mineralisatie, verschaft de plant haar stevigheid en beschermt tegen wind en regen. Mogelijk is dit de reden dat de stengels hol zijn van binnen, want met een sterke wand heb je geen vulmiddel nodig. Een fietsframe is ook inwendig hol en uitermate stevig. Maar het maakt de stengel wel minder buigzaam en heermoes is daardoor breukgevoelig. Het komt in de plantenwereld wel meer voor dat stengels hol zijn. Een andere soort uit de equisetumfamilie is holpijp, en deze heeft, de naam zegt het al, een nog grotere holte van binnen dan heermoes. Nog een bekend voorbeeld is bamboe, want ook de stengels van bamboe zijn hol en we weten wel hoe sterk bamboestokken zijn. Deze kunnen tot wel 70 procent silicium bevatten.
Een klein gedeelte van de silicium in heermoes is gebonden aan suikers, vetten en eiwitten of is als vrij kiezelzuur in colloïdale vorm aanwezig. Deze vloeibare fractie kan bij consumptie van de plant opgenomen worden.
Als je de randen van de bladeren onder een vergrootglas bekijkt, kun je kleine kristallen waarnemen. Je kijkt dan eigenlijk naar kristallen van edelstenen. Als je van boven naar beneden langs de stengel strijkt voelt de plant hierdoor ruw aan.
Heermoes bevat ook veel andere mineralen zoals kalk, kalium, natrium, mangaan, ijzer, zwavel, zink en magnesium.
Naast mineralen bevat heermoes bitterstof, saponinen, looistof, organische zuren (appel-, zuring- en pectinezuur), flavonoïdglycosiden en een heel complex van alkaloïden. Het voert te ver hierover nog nader uit te weiden.

Zo, dat was weer heel wat leesvoer. Op naar buiten: naar de Oude UB waar de zeventig originele tekeningen te bewonderen zijn die leden van de Vereniging van Botanisch Kunstenaars maakten voor het Stoepplantjesalbum. En onderweg alvast heermoes spotten voor het stoepplantjesonderzoek.

Tekst: Piet Rieff, Hortus botanicus Leiden
Foto's: Flora van Oudemans; Hanneke Jelles; Tineke; KU Leuven; Nathalie Tirion; Piet Rieff