Stoepplantje van de week: straatgras
Hortus botanicus LeidenStraatgras (Poa annua) behoort tot de beemdgrassen (Poa), een geslacht met ongeveer vijfhonderd soorten uit de grassenfamilie, waarvan er een negental in Nederland voorkomen. De plant heeft buisvormige stengels en wordt tien tot soms wel veertig centimeter hoog. De bladeren hebben geen steel en staan in twee elkaar afwisselende rijen langs de stengel.
Op de overgang van de bladschede, het deel van het blad dat om de stengel zit, en de bladschijf, het deel dat van de stengel afwijst, is een puntig tongetje te zien. De bladeren zijn lijnvormig, dat wil zeggen lang en smal en over praktisch de hele lengte even breed, en zijn vaak gerimpeld of geplooid. Ze eindigen in een bootvormige punt. Kenmerkend voor beemdgras zijn de twee evenwijdig lopende lijnen op het blad dichtbij de middennerf. Bij straatgras is dit pas goed te zien als men het blad tegen het licht houdt.
Jaarrond
Straatgras trekt zich weinig aan van de seizoenen. Het kan jaarrond kiemen, bloeien en zaad vormen. En dat in een korte periode van ongeveer twee weken. De bloeiwijze is een min of meer driehoekige pluim waarin de bloemetjes met groepjes (aartjes) van drie tot tien bij elkaar staan. De bloemen zijn klein en de lengte van het aartje is dat ook, minder dan 0,5 centimeter. De plant doet geen moeite om voor insecten aantrekkelijk te zijn: grassen zijn windbestuivers.
Straatgras vormt polletjes met vaak meerdere stengels en wortelt niet diep. Het groeit vrijwel overal, zelfs in voegen op stenige plaatsen en scheuren in asfalt. Het is een van onze meest algemene plantensoorten.
Straatjongens
De wetenschappelijke naam Poa annua betekent eenjarig gras. De Nederlandse naam, straatgras, spreekt voor zichzelf. Deze naam doet vermoeden dat hij niet erg geliefd is. Straatjongens en straatmeiden staan immers ook in een kwaad daglicht. Dat klopt dan ook: als je iets opzoekt over straatgras vind je vele methodes om de plant te verwijderen of zelfs uit te roeien, vooral uit mooie gazons, die er keurig uit moeten zien. Zelfs op voelbalvelden en in weilanden die begraasd worden is straatgras niet welkom. Dat heeft een aantal redenen.
De plant bloeit vroeg in het voorjaar en is in staat zaad te vormen ver voordat andere grassoorten eraan toe zijn. Hij kan dus gemakkelijk andere grassoorten verdringen. Daar komt bij dat hij niet diep wortelt en daardoor periodes van droogte moeilijk kan doorstaan. Er staan dan gele pollen straatgras in een verder groen gazon. Met die korte wortels zijn ook beheerders van voetbalvelden niet blij, want bij elke ‘sliding’ vliegen de pollen gras je om de oren. Je zou zeggen dat de plant geliefd moet zijn bij vee, maar dat is ook niet zo. Het schijnt er nogal winderig en zelfs ziek van te worden. Bekend is dat paarden de consumptie van straatgras vermijden. Verder heeft straatgras voor vee een lage voedingswaarde. Dus ook in weilanden liever geen straatgras.
De grassenfamilie is voor mens en dier belangrijk. De bladen zijn voedsel voor veel grazende dieren en voor insecten. En de vruchten, de granen, zijn van groot belang voor het voedsel van de mens. Ook leveren grassen belangrijke gebruiksgewassen, zoals riet en helm. Bamboe mag zich verheugen in grote populariteit als bouwmateriaal voor jaloezieën, schuttingen, steigers, en tegenwoordig zelfs voor kleding als alternatief voor katoen. Straatgras heeft al die hoofdrollen niet, maar draagt bij aan de biodiversiteit. Mussen zouden bijvoorbeeld dol zijn op de zaadjes, het snel dichtgroeien van kale plekken voorkomt verdamping en ongetwijfeld zijn er allerlei kleine beestjes die een schuilplaats of voedsel vinden in straatgras. Heeft u voorbeelden, dan horen wij het graag.
Herkomst en vindplaats
Straatgras is voortgekomen uit een kruising van twee andere grassoorten: het eenjarige vroeg beemdgras (Poa infirma) en het overblijvende, nog niet in Nederland voorkomende Poa supina. De kruising tussen deze twee soorten bleek succesvol te zijn en de plant kent een wereldwijde verspreiding. Zij groeit op open plekken, in plantsoenen en borders, akkers, graslanden, tussen de tegels van het trottoir en nog op diverse andere plekken. Straatgras is een zeer snelle groeier en bestand tegen veel betreding.
Chemische aspecten
Nu nog de vraag hoe straatgras kou kan overleven. De plant bevat veel stoffen die vallen onder de verzamelnaam fructanen. Het gras heeft dit nodig als reservevoedsel. Fructanen zorgen ook voor vorsttolerantie, omdat de suikers fructose en sacharose, die erin voorkomen, als antivriesmiddel werken. Ze binden zich aan celmembranen, waardoor ze bijdragen aan het intact houden van de cellen bij vorst. Maar als gras wordt gegeten, verteren lange, complexere fructaanketens niet in de dunne darm (het begin van het darmstelsel) maar verderop. Daarom kunnen zij voor gasvorming zorgen. Vooral paarden hebben daar last van. Als het gras vers is, ruiken de paarden het zelf wel, maar als ze het als hooi voorgeschoteld krijgen als wintervoer niet meer. Vandaar dat de boer het liever niet in z'n hooi heeft.
Vergelijk het bijvoorbeeld met de gewone suiker, sacharose, een verbinding van een glucosemolecuul met maar één fructosemolecuul, zoals bekend zeer goed verteerbaar. Voor eetbaarheid liever geen complexe suikerketens dus. Alleen bepaalde bacteriën in de dikke darm zijn in staat om de complexere ketens af te breken, waarbij ze gassen als CO2 uitstoten. Die gassen veroorzaken onder meer koliek bij paarden.
Alle reden dus om met nieuwe ogen naar dit alledaagse grasje te kijken. Meld uw waarnemingen voor het stoepplantjesonderzoek.
Tekst: Piet Rieff, Hortus botanicus Leiden
Foto's: André Biemans; Wikipedia; Nienke IJspeert; Tineke