Natuurvriendelijke oevers en beekherstel voor gewenste waterkwaliteit
Aeres Hogeschool, Wageningen University & Research, Waterschap Aa en MaasWaterschap Aa en Maas voert het beheer over het oppervlaktewater in het overwegend agrarisch beheergebied in Oost-Brabant. Om de ecologische kwaliteit te herstellen, heeft het waterschap in de afgelopen tien jaar zo’n zeventig kilometer rechtgetrokken beken hersteld. De beek krijgt daarmee weer een natuurlijker profiel met gevarieerde oevers en meer dynamiek in de waterafvoer. Ook is op een aantal plaatsen dood hout in beken aangebracht, het maaibeheer minder intensief geworden en de beschaduwing van beken vergroot. Daarnaast is in de afgelopen tien jaar ruim 160 kilometer natuurvriendelijke oevers aangelegd, waar het standaard oeverprofiel bij sloten en kanalen is vervangen door oevers met een gevarieerder en flauwer talud. Analyses van de meetgegevens door Wageningen University & Research, Aeres Hogeschool en het waterschap laten zien dat de maatregelen werken. Beekherstel zorgt voor meer typische beeksoorten en daarmee voor een betere biologische waterkwaliteit. Aanleg van de natuurvriendelijke oevers in sloten en kanalen geeft een grotere diversiteit aan soorten.
Aanpak gegevensanalyse
Bij de analyse zijn steeds de gegevens van trajecten van watergangen met maatregelen vergeleken met trajecten uit diezelfde watergangen zonder die uitgevoerde maatregelen. Hierbij is voor de ongewervelde zoetwaterdieren (macrofauna) gekeken naar het effect op het aandeel gewenste soorten en ongewenste soorten. Gewenste soorten zijn indicatoren voor een ecologisch gezond water, terwijl ongewenste soorten indicatoren zijn voor vervuild en verstoord water. Voor waterplanten zijn de soortensamenstelling en de verschillende groeivormen onderzocht die bepalend zijn voor de ecologische kwaliteit (onder andere oeverplanten, ondergedoken planten, draadalgen en drijfbladplanten).
Beken
Herstelde beektrajecten scoren gemiddeld net iets beter voor de waterkwaliteit gebaseerd op planten en hebben een groter aandeel van gewenste soorten, wat weer leidt tot een hogere macrofaunakwaliteit. De typische soorten voor stromende wateren, zoals bepaalde libellelarven en larven van naakte kokerjuffers, zijn ook op meer plaatsen aangetroffen. Aanleg van alleen een natuurlijker profiel in een beek leidt echter niet automatisch tot een betere macrofaunakwaliteit, omdat andere factoren nog niet in orde zijn. Toch is er meestal wel sprake van grotere aantallen van deze waterdieren op herstelde plekken. Dit lijkt vooral samen te hangen met een verbeterde stroomsnelheid, meer variatie in habitat en stroming, en meer beschaduwing.
Sloten en kanalen
Aanleg van natuurvriendelijke oevers in sloten en kanalen leidt weliswaar tot een gemiddeld hogere score voor de waterplantenkwaliteit, als gevolg van een diverse samenstelling van die vegetatie, maar deze is niet significant (zie tabel 1). Een studie van FLORON, specifiek gericht op natuurvriendelijke oevers, liet ook zien dat de effecten op de watervegetatie beperkt zijn, maar ook dat met name de drogere vegetatie op de oevers van de aanleg profiteert. Opvallend is verder dat de soortenrijkdom van de ongewervelde waterdieren wel hoger is in de aangelegde natuurvriendelijke oevers, wat ook bij de FLORON-studie naar voren kwam.
Lessen voor de toekomst
Uit deze analyse blijkt dat de maatregelen die Aa en Maas genomen heeft, bijdragen aan het herstel van de ecologie en de waterkwaliteit. Echter, de mate van herstel is op diverse vlakken nog bescheiden. Dit kan te maken hebben met de nadelige invloed van andere factoren, waardoor de positieve effecten van de genomen maatregelen uitblijven. Zo is het aannemelijk dat in voedselrijkere wateren (met verhoogde concentraties nutriënten) het aanleggen van natuurvriendelijke oevers minder effect heeft omdat de nadelige effecten van de voedselrijkdom de overhand hebben en daarmee de ontwikkeling van een diverse watervegetatie in de weg staan. Maar ook het herstellen van de loop van een beek kan niet het gewenste effect krijgen, als de afvoerdynamiek van de beek niet mee hersteld wordt. Het herstellen van de sponswerking en een verminderde grondwateronttrekking kan in beken bijvoorbeeld leiden tot meer en langduriger stroming en stromingsvariatie, met het gevolg dat het aantal karakteristieke soorten toeneemt. Ook het weghalen van stuwen en het aanpassen van het genormaliseerde beekprofiel naar een natuurlijker profiel, het aanbrengen van beschaduwing en het inbrengen van hout kunnen hier een bijdrage aan leveren.
De resultaten van sloten en kanalen geven aan dat de diversiteit van planten belangrijk is voor de aanwezige macrofauna. Maatregelen die de diversiteit van planten vergroten, zijn onder andere het aanbrengen van meer variatie in het lengte- en dwarsprofiel, meer variatie in de wijze waarop watergangen gemaaid worden, een natuurlijk peilbeheer en het verminderen van voedingsstoffen. Dit soort maatregelen zullen in de toekomst belangrijker worden voor het ontwikkelen van een gewenste, diversere soortensamenstelling.
Waterschap Aa en Maas is al flink op weg met het uitvoeren van de geplande maatregelen. De verwachting is dat als de geplande maatregelen ook werkelijk worden uitgevoerd, de ecologie hier positief op zal reageren. Wel zullen dan de andere omstandigheden op orde moeten zijn: de inrichting van de oevers en het beekdal, maar ook de afvoerdynamiek, het ecologisch maaibeheer, nutriënten en andere (toxische) stoffen. In dit proces zullen ook door andere partijen belangrijke stappen gezet moeten worden. Doordat leefgebieden met gunstige omstandigheden meer en meer met elkaar worden verbonden, zal de isolatie van populaties afnemen, waardoor de verspreiding van flora en fauna minder beperkingen kent en herstel nog beter zal gaan.
Tekst: Dian Oosterhuis, Aeres Hogeschool; Bart Brugmans & Joost Rink, Waterschap Aa en Maas en Edwin Peeters, Wageningen University & Research
Foto's: JM van Noord (leadfoto: Beekdal van de Aa in Middelrode); J. Rink; M.J. Sanabria, Aquon; R. van Grunsven, Vlinderstichting; S.E. Thorpe; D. Oosterhuis