Het succes van de kokerjuffer in de Heelsumse Beek
OBN NatuurkennisKokerjuffers zijn de larven van schietmotten. Er komen in Nederland ongeveer 180 verschillende soorten kokerjuffers voor. Ze leven bijna allemaal in het water, waar de meeste soorten algen, afgevallen bladeren of andere dieren eten. De meeste kokerjuffers bouwen een kokertje van kiezels of ander materiaal om zich heen om zich te beschermen. Deze omhulsels blijven leeg achter als ze na een maand of tien in de vorm van een schietmot het water verlaten. De schietmot leeft relatief kort, paart en legt eitjes, waar binnen een aantal weken een nieuwe generatie kokerjuffers uitkomt.
Een sleutelsoort voor het beeksysteem
De kokerjuffer is niet zo’n spectaculair beestje, maar beheerders van beekdalen knijpen in hun handen als ze hem zien. Het is namelijk de ultieme indicator van een geslaagd beekherstelproject. Kokerjuffers spelen een belangrijke rol in het ecosysteem, omdat ze dood hout en blad afbreken. De voedingstoffen die hierbij vrijkomen zijn essentieel voor andere organismen in de beek. Om kokerjuffers tevreden te stellen, moeten er bomen langs de beek staan, bij voorkeur elzen. Ook moet het water relatief koud zijn met een stabiele afvoer. Daarnaast moet de kwaliteit van het water natuurlijk op orde zijn.
Onderzoek naar het uitzetten van kokerjuffers
Zelfs als aan alle voorwaarden is voldaan, zijn er geen garanties dat de kokerjuffer terugkeert naar de herstelde beek. Zoals veel andere waterinsecten zijn veel kokerjuffers, of beter gezegd de schietmotten, slechte vliegers. Bovendien zijn veel soorten kokerjuffers zeldzaam, waardoor er maar weinig individuen zijn die zich zouden willen verplaatsen. Als de afstand tussen de herstelde beek en een bestaande populatie te groot is, redt een kokerjuffer het dus niet. Dit was het geval bij de Heelsumse Beek op de zuidwestflank van de Veluwe. Daar is de waterkwaliteit verbeterd en zijn delen van de beekloop natuurlijker gemaakt. Toch ontbrak de kokerjuffer nog. Daarom zijn er in 2014 duizenden kokerjuffers (Lepidostoma basale) uitgezet in de Heelsumse Beek. Afgelopen jaar keken Ralf Verdonschot en Gea van der Lee van Wageningen Environmental Research hoe het met ze gaat.
Hoogste aantal kokerjuffers sinds 2014
De onderzoekers struinden de beek af, op zoek naar larven en poppen op takken en boomstammen in het water. In totaal telden zij 1430 individuen, het hoogste aantal sinds het begin van de tellingen in 2014. De kokerjuffer blijkt dus een blijvertje in de Heelsumse Beek. Maar heeft de soort zich ook verder uitgebreid? Om die vraag te beantwoorden, zochten de onderzoekers de omgeving af. Stroomafwaarts in de Heelsumse Beek, in de uiterwaarden van de Nederrijn, vonden zij enkele exemplaren op het hout van een beverdam, maar in de zeven beken in de omgeving werd de kokerjuffer niet aangetroffen. Vaak waren daar de omstandigheden niet optimaal.
Uitbreiding van het leefgebied
Om het leefgebied van de kokerjuffer in Heelsum uit te breiden, kunnen verschillende maatregelen genomen worden. In de uiterwaarden zou ruimte moeten komen voor meer bomen langs de beek. Ook moet voorkomen worden dat de waterloop daar dichtslibt met fijne deeltjes. In de beken in de omgeving zijn ingrijpendere maatregelen nodig, vooral om ervoor te zorgen dat er voldoende water door de beken stroomt. Zo zou er veel minder grondwater moeten worden opgepompt, zodat er meer water beschikbaar blijft om de beken te voeden. Sommige beken bestaan uit uitgebreide stelsels van loopjes. Daar kan ervoor gekozen worden om het beschikbare water te concentreren in de ecologisch meest waardevolle loop van het bekenstelsel. Een andere mogelijkheid is het water langer vasthouden in de bovenlopen van de beken, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van moerassen te stimuleren. In de wijdere omgeving is dus nog volop werk aan de winkel, maar in de Heelsumse Beek is de herintroductie van de kokerjuffer in ieder geval succesvol gebleken.
Tekst: Sofia Opfer, Kennisnetwerk OBN
Foto's: Dorine Dekkers; Ralf Verdonschot