De zeedruiven zijn nog niet zuur
Stichting ANEMOONHet Zeedruifje is een klein bol ribkwalletje dat vooral met aflandige wind (voor Noord-en Zuid-Holland oostenwind) massaal als grote druppels op het strand aanspoelt. Ook dit jaar liggen ze er eind april, begin mei weer in groten getale. En dat is geen zuur nieuws. Want door de komst van de exotische Amerikaanse ribkwal (Mnemiopsis leidyi), die soms nóg veel massaler optreedt, leek het voor een gemiddelde strandbezoeker de laatste jaren alsof er veel minder van onze 'eigen' inheemse druifjes waren. Hoewel beide soorten vrij gemakkelijk uit elkaar te houden zijn, ontstaat vooral aan het einde van de zomer door de dan nóg grotere massaliteit van de nieuwe exoot, een situatie waarbij de 'druifjes' nogal ondergesneeuwd worden door hun Amerikaanse soortgroepgenoten.
Uiterlijk
De Zeedruif (Pleurobrachia pileus) is een kleine ribkwal. Het diertje wordt niet groter dan drie centimeter en lijkt qua vorm inderdaad op een druif. Het zijn geen echte kwallen, maar ze behoren tot een aparte groep.
In tegenstelling tot echte kwallen bewegen ribkwallen zich voort met
zwemplaatjes, geplaatst in acht ribvormige verdikkingen op het transparante geleiachtige lichaam. De trilplaatjes bewegen in mooie golven en weerkaatsen het zonlicht (of onder water het licht van een duiklamp) vaak in schitterende roodoranje, groenblauwe en zilverachtige kleuren. Juist dit iriserende effect maakt ribkwallen voor duikers een spectaculaire soortgroep om te bekijken en te fotograferen of te filmen. Op het strand aangespoeld, zie je dat natuurlijk nauwelijks. Toch kunnen ook strandbezoekers van dit schouwspel genieten. Stop ze eens in een potje zeewater en houd dat tegen het licht. Bang voor een beet of steek hoef je niet te zijn. Er zijn weliswaar twee dunne, maar lange tentakels (tot twintig maal de lichaamslengte), met daaraan franjeachtige zijtakjes, maar daarop zijn geen stekende netelcellen aanwezig.
Concurrentie
De Amerikaanse ribkwal (Mnemiopsis leidyi) is een exotische ribkwal die zich in 2005 vestigde in ons deel van het Noordzeegebied. Hoewel de meeste op het strand aanspoelende exemplaren vaak wat kleiner zijn (vijf tot acht centimeter) kunnen grote dieren wel vijftien centimeter groot worden. Ze missen de stevige druivenvorm, zijn wat ei- of klokvormig en hebben twee vaak afhangende lobben. Kenmerkend zijn de vier korte en vier lange ribben.
Na 2006 nam deze exoot met ups en downs steeds meer toe. Inmiddels is de soort vrijwel het hele jaar door aanwezig, maar de grootste aantallen worden (massaal) aangetroffen in oktober. Ze zijn bijzonder vraatzuchtig en eten plankton en vislarven. Dit is hetzelfde voedsel waar Zeedruifjes op jagen, zij het dan op de wat kleinere exemplaren. Ondanks de sterke concurrentie lijkt het erop dat de Zeedruifjes zich nog steeds kunnen handhaven. Momenteel, bij het aanbreken van de lente, in hun piekmaand mei, winnen de Zeedruifjes het qua aantallen aangespoelde exemplaren nog makkelijk van hun exotische rivaal. De druiven zijn dus momenteel hoogstens voor de Amerikanen wat zuur.
Tekst: Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON
Foto's: Marion Haarsma, Stichting ANEMOON (leadfoto: zwemmend zeedruifje onder water); Adriaan Gmelig Meyling; Alie Postma, Strandaanspoelsel Monitoring Project Traject IJmuiden; Ad Aleman (allen Stichting ANEMOON)