Brakke aasgarnalen in onze kanalen
Stichting ANEMOONHoewel ze erop lijken, horen aasgarnalen tot een andere groep dan de bekende, door ons mensen gegeten garnalen. Wereldwijd omvat de orde van de aasgarnalen (Mysida) meer dan duizend soorten. De meeste leven in zee, sommige in zoet water of brak water met een verlaagd zoutgehalte. Uit Nederland waren nog niet zo lang geleden om en nabij de vijftien soorten bekend, waarvan diverse zeldzaam. De laatste jaren zijn daar meerdere soorten bijgekomen. In het Noordzeekanaal werden onlangs twee aasgarnalen ontdekt die nooit eerder waren gezien en hier niet oorspronkelijk thuishoren (exoten).
Nepgarnalen
Aasgarnalen kun je oppervlakkig vergelijken met echte garnalen. Ze hebben een slank langwerpig, cilindrisch en vaak doorschijnend lichaam waardoor je de ingewanden ziet. Aan het rugschild zit een vooruitstekende punt (rostrum). De ogen zijn vaak donker. De staart heeft een brede waaier, met aan de basis twee evenwichtsorganen (statocysten). De lengte van de dieren – antennen niet meegerekend – verschilt per soort, maar ligt vaak tussen de 1 en 2,5 centimeter. Anders dan bij echte garnalen hebben de geveerde ledematen geen scharen en ontbreken echte looppoten. Veel soorten kunnen indien nodig zelf in meer of mindere mate hun kleurpatroon aanpassen.
Zwemmen en broedzorg
Terwijl garnalen vaak over de bodem wandelen en zich ook ingraven, brengen aasgarnalen hun leven vooral zwemmend door, al dan niet tussen wieren en zeegrassen. Ze vormen vaak schooltjes, soms grote zwermen. Vooral 's nachts zwemmen ze regelmatig naar het wateroppervlak. Veel soorten hebben een wat geknikt lichaam, hetgeen wordt versterkt door hun vaak schuine houding in het water en de broedbuidel onder de buik. Eveneens anders dan bij garnalen en verwante soorten als krill, hebben aasgarnalen geen vrijzwemmende larven. De vrouwtjes hebben een broedbuidel waarin de eitjes worden uitgebroed en waarin ze de jongen soms een tijd met zich meedragen. In het licht van een duiklamp kun je eitjes of larven soms in de broedbuidel zien zitten.
Eten en gegeten worden
De meeste aasgarnalen zijn omnivoor en voeden zich met kleine organismen, plankton, detritus en kleine voedseldeeltjes die ze van hun omgeving en hun eigen lichaam plukken. Tot de dieren die aasgarnalen eten behoren inktvissen, grotere garnalen en andere kreeftachtigen, en veel vissen, waaronder platvissen als de Bot. Aasgarnalen worden soms gekweekt om als voedsel (aas) te dienen voor aquariumvissen, maar ook voor commercieel gekweekte vissen en garnalen. Daar komt waarschijnlijk ook de naam vandaan.
Inheemse en niet-oorspronkelijke aasgarnalen
De meeste Nederlandse aasgarnalen leven in zout water. Uit onze zoete en brakke wateren zijn veel minder soorten bekend. De bekendste zijn de inheemse Brakwateraasgarnaal (Neomysis integer) en de Geknikte aasgarnaal (Praunus flexuosus). Daarnaast zijn er enkele nieuwelingen, zoals de Kaspische slanke aasgarnaal (Limnomysis benedeni), de Kaspische bloedrode aasgarnaal (Hemimysis anomala) en de Gestippelde aasgarnaal (Katamysis warpachowskyi). De laatste drie zijn exoten uit het Ponto-Kaspische gebied, die ons land via het Main-Donau kanaal hebben bereikt. Hiervan is de Gestippelde aasgarnaal (sinds 2016) de meest recente; de andere twee komen al sinds 1997 voor. In 2024 werd een nieuwe zoetwatersoort ontdekt: de Kaspische gevlekte aasgarnaal (Paramysis lacustris). Deze werd al op een aantal plaatsen in Nederland waargenomen, maar is vooralsnog niet succesvol (pdf: 1,4 MB).
Ontdekking: twee nieuwe brakke soorten
Bij een recent biologisch onderzoek in het Noordzeekanaal in 2023 en 2024 door Eurofins AquaSense in opdracht van Rijkswaterstaat, werden onverwacht twee aasgarnalen aangetroffen die niet voldeden aan de kenmerken van de andere Nederlandse soorten. Ook het raadplegen van standaardwerken over aasgarnalen, waaronder die uit de Ponto-Kaspische regio, leverde geen zekerheid. Er werd materiaal opgestuurd naar de wereld-specialist op dit gebied (Karl Wittmann). Deze wist beide soorten te identificeren als Deltamysis holmquistae en Diamysis lagunaris. Een artikel over beide soorten in Nederland is recent verschenen in Aquatic Invasions.
De wetenschappelijke naamgeving volgend, is ons voorstel de eerste de Nederlandse naam 'Delta-aasgarnaal' te geven en de tweede 'Lagune-aasgarnaal'.
Voorkomen
De Delta-aasgarnaal is een typische brakwatersoort met wereldwijd nogal verspreide vindplaatsen. De precieze herkomst is onzeker – de soort werd voor het eerst beschreven in 1992 naar materiaal van de Californische kust, vrijwel zeker ook daar als exoot. Later werd de soort ook gemeld van brakke wateren in Texas, Florida, India en Australië. In het Noordzeekanaal werd de Delta-aasgarnaal voor het eerst waargenomen op 4 oktober 2023 in een monster genomen op een diepte van 4 meter nabij Nauerna, op 5 oktober 2023 gevolgd door een monster bij Velsen (op 6 meter diepte) en in de natuurvriendelijke oevers (NVO) bij Spaarnwoude (16 oktober 2023).
De Lagune-aasgarnaal is pas in 2000 beschreven van het westelijke deel van de Middellandse Zee en de Portugese kust. Verdere waarnemingen waren niet bekend. In het Noordzeekanaal werd deze soort in 2023 op een aantal plaatsen waargenomen. In tegenstelling tot de Delta-aasgarnaal alleen met een handnet, in ondiepe zones van een aantal NVO. Als eerste werden exemplaren aangetroffen in de NVO bij Assendelft op 10 oktober 2023. Op 16 oktober 2023 gevolgd door de NVO bij Spaarnwoude. Op beide locaties waren ze ook op 22 en 23 april 2024 aanwezig.
Op 18 april 2024 is de soort bovendien verzameld op twee plaatsen in de zuidelijke plas van de Noorder IJplas. Uit de hernieuwde vondsten op de beide NVO-locaties en het feit dat vrouwtjes in de broedbuidel larven droegen, blijkt dat ze zich ter plaatse kunnen voortplanten. Opvallend is verder dat ze in NVO Spaarnwoude gezamenlijk zijn aangetroffen met de Delta-aasgarnaal.
Introductie en ontwikkeling
Het voorkomen van deze twee nieuwe aasgarnalen in het Noordzeekanaal is hoogstwaarschijnlijk te verklaren door de aanwezigheid van de scheepvaart. Omdat aasgarnalen in de waterkolom leven ligt het voor de hand dat ze met ballastwater van schepen worden meegenomen en vrijkomen in het kanaal. De Lagune-aasgarnaal kan zich waarschijnlijk sneller in Europa verspreiden omdat ze ook prima overleeft in volledig mariene omstandigheden. Maar gezien de ligging van de dichtstbijzijnde vindplaats, zo’n 2500 kilometer zuidelijker, ligt verspreiding na introductie via menselijk handelen meer voor de hand. Bij de Delta-aasgarnaal zal de verspreiding in Europa mogelijk minder snel gaan, aangezien die soort vooral bekend is van estuaria en vergelijkbare brakke wateren.
Toename
In 1969 verscheen in de tabellenserie van de Strandwerkgemeenschap de tabel 'Aasgarnalen', gevolgd door een nieuwe druk in 1983. Het aantal uit ons land bekende soorten stond toen op elf. Anno 2025 is dit aantal verdubbeld, hetgeen voor een belangrijk deel te maken heeft met de introductie van niet-inheemse soorten (exoten). De verwachting is dat dit aantal nog verder zal toenemen. Zowel door de toenemende scheepvaart als door verdere studie en systematische (en taxonomische) ontwikkelingen.
Meer informatie
Tekst: Ton van Haaren, Eurofins AquaSense; Rykel de Bruyne, Stichting ANEMOON
Foto's: (leadfoto: Noordzeekanaal ter hoogte van Spaarnwoude en Assendelft, met links (inzet) de Delta-aasgarnaal en rechts de Lagune-aasgarnaal); Marion Haarsma; Ton van Haaren
Luchtfoto: Paul Paris, Rijkswaterstaat