Ruig pruikspijkertje

Ruig pruikspijkertje, een nieuwe doodhoutbewoner in Nederland

BLWG
26-JAN-2018 - ‘Dood hout leeft’ was tegen het eind van de twintigste eeuw een veel gehoorde kreet onder voorstanders van een meer natuurlijk bosbeheer. En ze werden op hun wenken bediend, zij het op veel plaatsen schoorvoetend. Dit natuurbeheer werpt zijn vruchten af: recentelijk werd de doodhoutspecialist Ruig pruikspijkertje voor het eerst in Nederland waargenomen.

Zowel traditioneel ingestelde bosbouwers als het grote publiek moesten nog wel even wennen aan een bos vol afgestorven stammen, zowel staand als liggend. Dankzij het toegenomen aantal 'boomlijken' zijn de bossen in Nederland wel een stuk leefbaarder geworden voor spechten, insecten, schimmels en mossen. Aan de reeks nieuwkomers die hiervan heeft geprofiteerd kan nu weer een doodhoutspecialist worden toegevoegd: Microcalicium ahlneri. Het is een minuscuul korstmos (eigenlijk een 'niet gelicheniseerde zakjeszwam', deze groep van schimmels wordt traditioneel bij de korstmossen behandeld) dat nooit eerder in Nederland is vastgesteld en door de vinder, Klaas van Dort, Ruig pruikspijkertje is gedoopt.

In 2017 werd een kleine populatie van het Ruig pruikspijkertje ontdekt op oude eiken langs één van de sprengen die indertijd zijn gegraven om de molens in het Renkums beekdal van water te voorzien. Het maakt deel uit van een soortenarme begroeiing op ontschorst dood hout. Begeleiders zijn de Gewone poederkorst, Grijs schorssteeltje en Roestbruin schorssteeltje. Deze combinatie van soorten is kenmerkend voor de Boomspijkertjesklasse (voor een uitgebreide beschrijving zie het recent verschenen zesde deel van De vegetatie van Nederland, waarin alle mossen- en korstmossengemeenschappen van ons land zijn opgenomen). Ruig pruikspijkertje hoort tot de coniocarpen, een aparte categorie van de zakjeszwammen (ascomyceten, schimmels) die traditiegetrouw door korstmossenonderzoekers worden bestudeerd. Kenmerkend voor coniocarpen is het duidelijk gesteelde apothecium: de sporen zitten als een ‘bolletje’ bijeen bovenop een langgerekte bundel schimmeldraden, de ‘steel’. Het geheel ziet eruit als een piepklein speldenknopje. Bij de meeste coniocarpen zijn de sporen bruin of zwart. De sporenhoopjes van Microcalicium-soorten zijn echter bruin- of blauwgroen van kleur, een uniek kenmerk. Tijdens het rijpingsproces nemen de zakjes waarin de sporen groeien flink in omvang toe en staan ten slotte wijd uiteen. Een rijp sporenhoopje heeft daarom wel wat weg van een punkkapsel.

In 2018 werd de soort op twee andere plekken in de buurt gevonden. Ruig pruikspijkertje is afhankelijk van reusachtige oude bomen die langzaam aftakelen, iets dat toch nog maar weinig bomen gegund wordt. De soort staat dan ook te boek als uitermate zeldzaam in West-Europa. Uit België, Frankrijk en Luxemburg is hij niet bekend. De dichtstbijzijnde voorkomens zijn in het zuiden en oosten van Engeland en in Zuid-Duitsland.

Oud bos

De Veluwe herbergt vele bijzondere korstmossen. Bekend om hun voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk rijke korstmosflora zijn de zogenaamde malebossen. Dit zijn voormalige buurtschapbossen die vroeger werden gebruikt voor kleinschalige houtproductie. Deze bossen kenmerken zich door kromme bomen, omdat de rechte takken en stammen weggezaagd werden. De rijkdom van deze malebossen valt grotendeels terug te voeren op het gegeven dat er veel oude, monumentale bomen bewaard zijn gebleven. Voorbeelden van korstmosrijke malebossen zijn te vinden in het Speulderbos bij Putten en het park van Paleis Het Loo bij Apeldoorn. Op de zuidelijke Veluwe vinden we dergelijke ‘veteraanbomen’ vooral in de bossen en landgoederen op de overgang tussen de stuwwallen en het rivierengebied. Een concentratie aan veteraanbomen bevindt zich langs de Heelsumse Beek ten zuiden van het dorp Wolfheze. Hier zijn in het verleden bijzonderheden als Paarssteelveentrechtertje (Lichenomphalia hudsoniana) aangetroffen, en nu dus ook het Ruig pruikspijkertje. De aanwezigheid van dergelijke zeldzame doodhoutspecialisten vormt een reden temeer om voorzichtig om te gaan met oude bomen, vooral als ze beginnen af te takelen. Laat dikke boomlijken als het even kan gewoon staan, niet alleen in natuurgebieden zoals bij Wolfheze, maar vooral ook in parken, stedelijk plantsoen en particuliere tuinen. Ruig pruikspijkertje en een nog onbekend aantal andere gespecialiseerde organismen zijn enkel en alleen van veteraanbomen afhankelijk.

Tekst: Klaas van Dort, BLWG
Foto's: Bart Horvers (leadfoto: Ruig pruikspijkertje is slechts enkele milimeters groot); Laurens Sparrius