Nieuwe Nederlandse soort Valse teervlekkenzwam neemt sterk in aantal toe
Nederlandse Mycologische VerenigingDe NMV werkweek waarin de Valse teervlekkenzwam voor het eerste officieel werd aangetroffen, vond plaats in 2012 in de laatste week van oktober. Op het programma stond een bezoek aan verschillende typisch Groningse borgen, waaronder de Fraeylemaborg. Langs de gracht van deze borg groeide op een stobbe van een enige jaren daarvoor omgevallen beuk een onbekende gaatjeszwam. De hoed van de zwam was overwegend roodbruin van kleur met donkere banden en een witte, afgeronde rand. Aan deze rand hingen heldere oranjegele druppels. De overeenkomst van deze onbekende gaatjeszwam met de algemeen in Nederland voorkomende Teervlekkenzwam (Ischnoderma benzoinum) was groot, maar er waren ook verschillen. Net als bij de Teervlekkenzwam, werd de kleur van de hoed donkerder bij aanraking; de Teervlekkenzwam groeit echter (vrijwel) uitsluitend op naaldhout. Na raadpleging van de juiste literatuur was men het erover eens dat het moest gaan om een verwant van de Teervlekkenzwam die nog nooit officieel in ons land was aangetroffen: Ischnoderma resinosum. Inmiddels heeft de nieuweling ook een Nederlandse naam gekregen: Valse teervlekkenzwam.
Doordat er op microscopisch niveau inwendig geen duidelijke doorslaggevende verschillen met de Teervlekkenzwam te vinden zijn, was het lange tijd onzeker of ze niet tot dezelfde soort gerekend moesten worden. Kweekproeven hebben inmiddels aangetoond dat beide inter-steriel zijn, wat betekent dat ze als twee aparte soorten moeten worden beschouwd. De uitwendige verschillen doen ook vermoeden dat we te maken hebben met twee verwante, maar verschillende soorten. Zo is de hoed van de Valse teervlekkenzwam aanmerkelijk dikker (1 tot 2,5 centimeter) dan bij de Teervlekkenzwam (0,6 tot 1 centimeter). De eerste vondst van Fraeylemaborg was aan de basis minstens 3 centimeter dik. Een zeer opvallend verschil is de kleur van het vruchtvlees van volgroeide exemplaren. Bij de Valse teervlekkenzwam is deze lichter (bleek okerbruin) dan bij de Teervlekkenzwam (donker tabaksbruin). De hoed van de Teervlekkenzwam is ruig en kort behaard, radiaal gegroefd en meestal met één of twee doorlopende zwarte banden langs de hoedrand. Bij de Valse teervlekkenzwam is de hoed meer donzig-korrelig, radiaal gerimpeld en vaak met zwarte vlekken.
Sterke toename Valse teervlekkenzwam
We weten nu dat de Valse teervlekkenzwam een onbekend aantal jaren voor de eerste officiele vondst al op verschillende locaties in Nederland voorkwam, maar niet werd herkend. Het kan zijn dat enkele waarnemingen zijn doorgegeven als een gewone Teervlekkenzwam. Beide soorten kunnen tenslotte op dode stammen, stobben, stronken of dode delen van nog levende bomen voorkomen. De Valse teervlekkenzwam is een veel gefotografeerde paddenstoel. Van enkele zeer vroege waarnemingen zijn foto's bewaard gebleven waardoor de goede namen naderhand alsnog konden worden doorgegeven of gecorrigeerd. De eerste waarneming van de Valse teervlekkenzwam dateert van 2008 en is afkomstig van het Haagsche bos, Den Haag. De soort werd gefotografeerd op de stam van een ontwortelde beuk. Blijkbaar zag men er de noodzaak niet van in om een expert in de arm te nemen om de waarneming te controleren. Waarschijnlijk is de stam opgeruimd want de Valse teervlekkenzwam is daarna niet meer uit de omgeving van Den Haag gemeld. De meeste waarnemingen (ruim negentig!) dateren van de afgelopen drie jaar met het grootste aantal uit de omgeving van Arnhem. Valse teervlekzwammen werden gemeld uit Doorwerth (Zilverberg), Hoenderloo (Deelerwoud), Rozendaal (Rozendaalse bos) en Zwolle (Zandhove). Ze komen zowel voor in (droge) loof- en gemengde bossen, als in een meer stedelijke, ruderale ongeving zoals parken, villawijken en kerkhoven. Belangrijk is de aanwezigheid van dood beukenhout en/of oude beuken met wondplekken. Het tegenwoordig gangbare bosbeheer, waarbij meer dood loofhout in de bossen blijft liggen, speelt de Valse teervlekkenzwam in de kaart.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Eduard Osieck; Henk Monster