Glassnijders en glazenmakers
De VlinderstichtingLibellen zijn, als ze nog niet geslachtsrijp zijn, vooral uit de buurt van het water aan te treffen op beschutte zonnige plekken waar veel insecten zijn, hun voedsel. Ze eten vliegen, muggen, maar ook vlinders en andere libellen als deze kleiner zijn dan zijzelf. Je kunt ze prachtig zien jagen, waarbij ze vaak vlak boven de vegetatie vliegen. Het zijn oogjagers en ze moeten hun prooi zien bewegen willen ze hem kunnen vangen. Sommige jagen continu, andere gaan op een vaste plek zitten en ondernemen daarvandaan kleine jachtvluchten om vervolgens terug te keren op het takje om daar de gevangen prooi te verorberen. Als ze geslachtsrijp zijn gaan ze naar het water toe om zich voort te planten. Op dit moment zijn er, naast de juffertjes, ook al flink wat ‘echte’ libellen gezien. Dat zijn de forsere en grotere libellen. Vooral in heide- en veengebieden worden al flink wat noordse witsnuitlibellen gemeld en ook venwitsnuit en gevlekte witsnuit zijn er al.
Een aantal soorten komt wijder verbreid voor en kun je nu bij zonnig en wat warmer weer prima te zien krijgen. Eén daarvan is de smaragdlibel, een prachtig fel metallic groene libel. Hoewel hij op de zandgronden het meest wordt gezien, kun je hem ook daarbuiten wel vinden. Jonge dieren zijn al wel metallic, maar meer bruin dan groen. In schone, stilstaande wateren met een goed ontwikkelde verlandings- en oevervegetatie kunnen we ook de vroege glazenmaker aantreffen. Net als de smaragdlibel heeft deze groene ogen, maar verder is hij bruin gekleurd. Deze grote libel vinden we vooral in de laagveen- en kleigebieden. Deze soort was opgenomen op de Rode Lijst, maar bij de laatste herziening is hij in de categorie 'momenteel niet bedreigd' terecht gekomen, net als de glassnijder. Over het algemeen gaat het de laatste tijd goed met veel libellen, vooral door de verbeterde waterkwaliteit, maar ook de klimaatverandering speelt een rol. De glassnijder komt voor in vegetatierijke plassen, poelen, vennen, sloten en kanalen. In laagveengebieden is hij zeer algemeen.
De viervlek, zo genoemd omdat op elk vleugelpaar vier opvallende zwarte vlekken zitten, is vooral in heide- en veengebieden algemeen, maar komt ook daarbuiten voor. Als viervlekken geslachtsrijp zijn en naar het water trekken, vertonen de mannetjes territoriaal gedrag. Ze zitten aan de waterkant op uitkijkposten (bijvoorbeeld een pijpestrootjestengel) en maken korte vluchten waarbij ze andere mannetjes verjagen en vrouwtjes grijpen voor de paring. Op sommige plaatsen en in sommige jaren kan de dichtheid aan viervlekken erg hoog zijn. Uit andere delen van zijn areaal, maar vroeger ook uit Nederland, zijn gevallen bekend van enorme zwermen viervlekken, die miljoenen exemplaren kunnen omvatten. Dat is anders voor zijn broertje de platbuik. Ook dit is een heel algemene soort, maar je zult er niet gauw tientallen bij elkaar vinden, ook omdat de platbuikmannetjes territoriaal zijn en dus hun leefgebied verdedigen tegen andere mannetjes. De platbuik vind je bij allerlei watertypen, ook bij hele kleine veedrinkpoelen bijvoorbeeld. De mannetjes worden, als ze geslachtsrijp zijn, prachtig blauw. Het is een gedrongen libel met een veel korter achterlijf dan de andere soorten. Zelfs bij tuinvijvers kun je hem tegenkomen. Let er maar eens op!
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstchting
Foto’s: Christophe Brochard (leadfoto: platbuik); Alex Huizinga; Kars Veling