Waarom Kemphanen niet kunnen kaarten
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
In de broedtijd ‘kempen' de hanen om de hennen, meestal met meerdere mannen tegelijk, in een arena die zich op een enigszins opvallende plek in het landschap bevindt. Elke Kemphaan heeft z’n vaste honk (een plek met platgetrapt gras) dat hij verdedigt tegen mannetjes die nabijgelegen stekken van platgetrapt gras bezet houden. Maar een klein deel van de mannetjes (tussen de 2 en de 20%) lijkt boven de wet te staan omdat ze zich behoorlijk vrij tussen de honken van de kempende haantjes door bewegen.
Die ‘vrije’ mannetjes zijn goed te herkennen aan hun witte kruinveren. Meestal dragen ze ook een volkomen witte kraag. Dit zijn de ‘sattelietmannetjes’, de andere zijn de ‘honkmannen’. Verschijnt er een wijf op de honkplaats, dan nemen de springerige activiteiten van de mannen toe. Ze proberen de hennen met opgezette kraag en machogedrag te imponeren in de hoop dat vrouwlief hen uitpikt voor een paarpartij op de honk. Satellietmannetjes die het zonder honk moeten stellen worden door de honkers getolereerd. Opmerkelijk: vrouwtjes kiezen verhoudingsgewijs even vaak voor een honkman als voor een hagelwitte satelliet.
De ontmaskering van de ‘faar’ was een opmerkelijke biologische ontdekking. Een faar is een derde type kemphaanman met de lichaamsgrootte en de verenkleedkenmerken van een vrouwtje, maar met extra grote testikels. Faren zijn zeldzaam: ze vormen slechts 1% van de populatie. Dat is vast de reden dat 100 jaar kemphanenonderzoek niet eerder tot de ontdekking van die 'derde man' leidde. Zo’n faar lijkt qua grootte en verenkleed dus op een wijfje en zo gedragen ze zich ook op de baltsplaats. Ze tonen interesse in de baltsende honkmannen en paren zelfs regelmatig met hen. Ze doen het echter ook stiekem met wijfjes. Aangezien de testikels van faren een pak groter zijn dan die van de honkmannen, wordt gedacht dat faren o.a. voor nakomelingen zorgen door met hun overvloedige spermaproductie het zaad van andere mannen te verdrijven. Er wordt zelfs vermoed dat hun paringen met honkmannen en satellieten bedoeld zijn om hun sperma in de cloaca van deze grote mannen te krijgen, die er dan op hun beurt voor zorgen dat dit zaad tijdens hun daad een vrouwtje bevrucht. Knap gezien van die homoseksuele travestieten. Op grond van talrijke kemphaanvangsten door Friese wilsterflappers (= goudplevierenvangers) is intussen gebleken dat faren meetrekken met de mannen en niet met de vrouwen, zoals op grond van hun grootte en foerageermogelijkheden werd verwacht. Ha ja: we zouden het bijna nog vergeten. Daarom kunnen Kemphanen dus niet kaarten: omdat ze een vierde man missen.
Tekst: Dominique Verbelen, Natuurpunt Studie (naar: ‘Beter één vogel in de hand …’ van Lumeij et al. (red.)
Foto's: Jankees Schwiebbe, Koos Dansen