Grutto's

De Kampen, nieuw weidevogelgebied bij Blaricum

Vogelbescherming Nederland
30-MEI-2023 - In de Oostermeent bij Blaricum (NH) is recent een gebied speciaal ingericht voor weidevogels. Het sluit nu aan bij het belangrijke weidevogelkerngebied in de Eempolders van Utrecht. Zullen kemphanen en andere weidevogels De Kampen ook weten te vinden?

De Eempolder is van oudsher een bekend weidevogelgebied. In het noordelijk deel zwaait Natuurmonumenten al zo’n 25 jaar de scepter. Met veel lokale expertise, met uitgekiend beheer en effectieve inrichtingsmaatregelen heeft de organisatie heel veel weidevogels weten aan te trekken. Voor Vogelbescherming Nederland een prachtig voorbeeld van een goed weidevogelgebied: een groot kerngebied, perfect ingericht en met onontbeerlijk, optimaal beheer door een natuurbeschermingsorganisatie, met daaromheen land van boeren die met aangepast beheer rekening houden met weidevogels. Niet zo gek dat het gebied vele vogelliefhebbers lokt die er vanaf dijkjes en rustige wegen genieten van een schouwspel dat steeds zeldzamer wordt in Nederland. Met als hoofdrolspelers grutto’s en andere weidevogels als kievit, scholekster en tureluur, die er in ouderwets hoge aantallen broeden.

Gemeenschappelijke weidegrond

Minder bekend is de ten noordenvan de Utrechtse Eempolders gelegen Oostermeent, dat in Noord-Holland ligt. Een meent is gemeenschappelijke weidegrond, in dit geval van boeren die gevestigd zijn en waren in de hoog en droog gelegen delen van Blaricum. Ook de Oostermeent was sinds jaar en dag een goed weidevogelgebied. Tot in de jaren negentig waren de dichtheden aan grutto’s, tureluurs, kieviten, veldleeuweriken en gele kwikstaarten hier torenhoog. Helaas is het grootste deel van de Oostermeent opgeslokt door woonwijken van Huizen en Blaricum en de A27. Het overgebleven deel boette sterk in als weidevogelgebied.

Grutto

Aansluiting met Eempolders

De skyline van Blaricum met ervoor een geluidswal en een lint aan auto’s dat over de A27 kruipt, staat in schril contrast met het uitzicht naar naar het zuiden. Daat is de imponerende weidsheid van de Eempolder, elk moment zijn er wel vogels in de lucht. Ganzen, maar ook grote wolken kieviten, goudplevieren en grutto’s. Hier een bruine kiekendief, daar een grote zilverreiger en we zijn verrukt van een raaf. Ik bevind me in De Kampen – onderdeel van de nog resterende Oostermeent – in gezelschap van Anne Voorbergen van Staatsbosbeheer en Jan Roodhart van Natuurmonumenten. Vertegenwoordigers van twee terreinbeherende organisaties die hier de handen ineen hebben geslagen. Glunderend laten zij mij het resultaat zien van hun samenwerking: een tot in de puntjes ingericht weidevogelgebied dat zojuist is opgeleverd.

De provincie Noord-Holland zag in dat de kansen voor een goed weidevogelgebied hier groot zijn en initieerde en financierde de inrichting van De Kampen. Ofschoon het plangebied niet echt groot is, sluit De Kampen naadloos aan bij een veel groter weidevogelreservaat aan de Utrechtse kant, dat van de Noordpolders in de Eempolder, in beheer van Natuurmonumenten. Een inrichtingsplan, met als officieel natuurdoel het scheppen van vochtig weidevogelgrasland, werd na veel overleg in 2020 vastgesteld. Daarna ging het snel en trokken de eigenaars van het gebied, Staatsbosbeheer en de Agrarische Stichting Blaricum samen op met Natuurmonumenten om het weidevogelgebied te realiseren.

Waterpeil omhoog, meer kruiden

Het eerste waar Anne en Jan mij op wijzen als we De Kampen inlopen is dat het waterpeil enorm verhoogd is, tot zo’n twintig centimeter onder het maaiveld. Het is een belangrijke voorwaarde voor optimaal weidevogelgrasland. Het zorgt voor een goede bereikbaarheid van wormen, die dicht onder de oppervlakte leven. De grasgroei verloopt trager dan in sterk ontwaterd grasland, waardoor minder dominante grassoorten en kruiden zoals ratelaar en koekoeksbloem een kans krijgen. De vegetatiestructuur verbetert – met meer pollen – en wordt ook gevarieerder van soortsamenstelling. Er zijn veel greppeltjes gegraven met heel flauwe kanten, de slootoevers zijn verlaagd. Dit alles is goed voor een rijker insectenleven, waar vooral kuikens van profiteren. Die leven immers de eerste tijd van insecten, waarna ze geleidelijk steeds meer op wormen, emelten en dergelijke overschakelen, de echte bodemfauna.

Op de vraag van Jan Roodhart wat mij nog meer opvalt moet ik even goed rondkijken. Ik ken het gebied goed uit de tijd dat ik zelf nog in de buurt woonde en er de vogels telde. Alle hekken en rasters met prikkeldraad zijn verdwenen! Het draagt bij aan een nog betere openheid en het vermindert het aantal zitplaatsen voor kraaien en buizerds. En: het ziet er veel fraaier uit.

Anne Voorbergen van Staatsbosbeheer in De Kampen

Samenwerking Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten

Anne Voorbergen legt mij verder uit waarom Natuurmonumenten meedoet met de inrichting en een belangrijk onderdeel van het beheer: het weidevogelbeheer. Natuurmonumenten is immers geen grondeigenaar in de Oostermeent. Maar wél in de aangrenzende Eempolder, waar de vereniging een paar honderd hectare grasland beheert. Voor Staatsbosbeheer ligt de Oostermeent ver weg van de overige weidevogelgebieden in Noord-Holland (Waterland, Zaanstreek) die Staatsbosbeheer beheert, het is bovendien maar klein qua oppervlakte. Een belangrijke logistieke reden dus om het beheer uit te besteden aan het team van Jan Roodhart, die bovendien zijn roots in de streek heeft en het weidevogelbeheer in Eemland op een hoog niveau heeft getild.

Tureluur

Plasdras

Wat later staan we aan de rand van een stuk plasdras, dat ook niet mag ontbreken in een weidevogelgebied. Een door zonne-energie aangedreven pomp zorgt voor de watertoevoer. Het barst er van de vogels: kieviten, grutto’s, tureluurs. Er zijn twee percelen met plasdras in De Kampen. Die zijn belangrijk in het voorjaar, als grutto’s aankomen uit de overwinteringsgebieden en moeten aansterken voor het broeden. En later in het seizoen weer, als het peil langzaam zakt en de kuikens er volop insecten vinden.

Ook de greppels zijn wat dit betreft belangrijk: ze leveren een enorme randlengte op met geschikt foerageergebied voor zowel volwassen als jonge weidevogels. Vooral tureluur- en kievitkuikens zijn hier vaak te vinden. Het zelf kunnen reguleren van het peil is ongelooflijk belangrijk in een weidevogelgebied, en dat is nu ook mogelijk in De Kampen.

Belangrijk element in optimaal weidevogelbeheer is bemesting. De mestdruk was hoog met 30 ton per hectare per jaar en wordt gereduceerd tot 8 ton per hectare per jaar. Het zal resulteren in een veel hogere kruidenrijkdom met veel insecten en een lager tempo van de grasgroei. Dit is heel belangrijk voor kuikens van vooral de kievit, die een open structuur van de grasmat prefereren, met veel kort gras.

Kemphaan

Kemphanen

Zo wordt in De Kampen aan alle voorwaarden voldaan voor een toekomstig rijk weidevogelgebied, dat één geheel vormt met de aangrenzende Eempolders. Of de kemphanen, die hier nog niet zo heel lang geleden nog baltsten en broedden, ook weer zullen terugkeren, valt te bezien. De soort bevindt zich in Nederland aan de zuidgrens van het broedgebied, dat onder meer door klimaatverandering inkrimpt. Op doortrek doen de vogels het gebied echter nog steeds aan.

Om bezoekers te kunnen laten genieten van de weidevogels zullen de (doodlopende) wegen wel opengesteld blijven voor in elk geval wandelaars en fietsers. Een nieuw ‘laarzenpad’ – dat alleen buiten het broedseizoen is opengesteld – verbindt het zuidelijk en het noordelijk deel. Hierdoor is de toegankelijkheid van twee vogelhutten aan het Eemmeer ook verbeterd. Of bezoekers dan ook weer baltsende kemphanen in De Kampen zullen zien? Aan de hoge eisen van de kemphaan voor zijn leefgebied wordt zeker voldaan in De Kampen met de herinrichting en het beheer van het gebied. Dus als het aan Anne Voorbergen en Jan Roodhart ligt wél. Voor mij is ook duidelijk: zonder boeren gaan we in ons land de weidevogels niet in de benen houden, maar zonder toegewijde terreinbeheerders ook niet.

Tekst: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Marc Scheurkogel (leadfoto: grutto's); Ruud van Beusekom; Natuurmonumenten