Voedseltekort oorzaak hoge sterfte bruinvissen Oosterschelde
Bericht uitgegeven [land] op [publicatiedatum]
Er blijkt een behoorlijk verschil te zitten in de doodsoorzaken van bruinvissen in de Oosterschelde en de Noordzee. Verhongering, vermagering en infecties zijn de belangrijkste doodsoorzaken van bruinvissen in de Oosterschelde; in de Noordzee komen meer dieren om als gevolg van bijvangst.
Stichting Rugvin heeft, met financiële ondersteuning van het Wereld Natuur Fonds, afgelopen winter de veterinaire vakgroep diergeneeskunde in Utrecht gevraagd de doodsoorzaken van in de Oosterschelde aangespoelde dieren te achterhalen voor de periode 2008 tot 2012. En hiermee onderscheid te maken tussen deze dieren en de dieren in de totale Noordzeepopulatie. Er blijkt een behoorlijk verschil te zitten in de doodsoorzaken van deze twee groepen dieren. Van de zestig onderzochte dieren die uit het Oosterscheldegebied kwamen zijn er acht door verhongering omgekomen. Dit is procentueel vele malen hoger dan in de Noordzee. Negen dieren kwamen om door vermagering met onbekende oorzaak en tien vanwege diverse infecties. Van 26 dieren kon niet de exacte doodsoorzaak worden vastgesteld. Het aantal dieren dat omkomen als gevolg van bijvangst is vermoedelijk één. Dit is procentueel weer een stuk lager dan in de Noordzee.
Deze uitkomst plaatst de aanwezigheid van de bruinvissen in de Oosterschelde in een heel ander perspectief dan dat van enkele jaren geleden. In 2009 stelde Stichting Rugvin nog de vraag waarom de dieren in de Oosterschelde bleven op het moment dat hun soortgenoten in de Noordzee in het voorjaar massaal Noordwaarts trekken. Bij een telling verbleven er toen minimaal 37 dieren in de Oosterschelde. Toen er in 2011 meer dan zestig dieren werden geteld en er meerdere kalfjes werden geboren in de Oosterschelde leek het er in eerste instantie op dat de bruinvissen er een ideaal verblijf hadden gevonden.
De voorlopige conclusie uit het nu nog lopende akoestisch onderzoek is dat bruinvissen moeite hebben door de Oosterscheldekering de weg naar buiten te vinden. Dit is vooral vanwege het lawaai door het schurende water. Later dit jaar wordt dit onderzoek afgerond.
Het zou op zich niet erg hoeven zijn dat de dieren in de Oosterschelde blijven als er binnen de kering genoeg voedsel zou zijn. Nu blijkt dus dat vooral ook jonge dieren door vermagering en verhongering om het leven komen. Het dieet van de bruinvissen in de Oosterschelde bestaat bij volwassen dieren vooral uit kabeljauw en wijting. Voor de jonge bruinvissen bestaat dit vooral uit grondels, met name “dikkopjes” een niet zo voedingsrijke vissoort, maar wel één die veel voorkomt.
Stichting Rugvin is bezorgd over het waarschijnlijk beperkte voedselaanbod voor bruinvissen in de Oosterschelde. Vanwege het gesloten karakter van dit estuarium, en dus ook geringe migratiemogelijkheden, is het belangrijk dat de leefcondities van de bruinvis goed bestudeerd en beschermd worden.
Volgens het Wereld Natuur Fonds (WNF) blijkt uit dit onderzoek dat sterfte van de jonge bruinvissen een directe relatie heeft met het gesloten karakter van onze Delta. "In een open delta komen soorten als jonge haring, spiering, aal en steur in groten getale voor. Deze soorten zijn in een natuurlijke situatie belangrijk voedsel van de bruinvismoeder en haar jong. Zo lang onze delta afgesloten blijft van de zee en de rivier wordt het probleem van de sterfte van de bruinvis in de Oosterschelde niet opgelost.", licht WNF-directeur Johan van de Gronden toe.
Bron: Persbericht Stichting Rugvin
Foto: Wouterjan Strietman, Stichting Rugvin