Nog volop vlinders
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Hoewel mei tot en met augustus als de vlindermaanden worden gezien, is er zeker in september en begin oktober nog genoeg te genieten van de fladderende juwelen. Als het niet te koud en wat zonnig is vliegen nog zeker 15 soorten.
De koolwitjes hebben twee tot drie generaties per jaar en nu vliegen alle drie de soorten nog: klein koolwitje, klein geaderd witje en groot koolwitje. De kleine vuurvlinder heeft vaak in september zijn beste tijd en ook nu wordt dit prachtige kleine vlindertje op veel plaatsen gemeld.
Het bont zandoogje is de meest gemelde vlinder op dit moment. De trekvlinders atalanta en distelvlinder zijn er ook nog en verzamelen brandstof voor hun reis naar het zuiden. Je kunt ze vinden op bijvoorbeeld hemelsleutel of op laat bloeiende vlinderstruiken. De oranje luzernevlinder, ook een trekvlinder, die in 2013 het beste jaar ooit had in ons land, is nog steeds te zien en als het nog warm en zonnig wordt kunnen we ook de nakomelingen van deze vlinder nog volop gaan tegenkomen. De vlinderoverwinteraars dagpauwoog, kleine vos, citroenvlinder en gehakkelde aurelia zijn er nog wel, maar veel zijn al in hun overwinteringsplaats.
De kleine vuurvlinder vliegt in drie generaties in ons land. In het voorjaar, april en mei zijn ze aanwezig. De nakomelingen verschijnen in juli en de kleinkinderen vliegen in september. In veel jaren is september de topmaand en worden er meer kleine vuurvlinders gezien dan in voorjaar en zomer. Of dat dit jaar ook het geval is, kunnen we nog niet zeggen, maar ze worden regelmatig gezien. Je moet ze vooral zoeken in bloemrijke situaties, bijvoorbeeld wegbermen. In bermen die een paar weken geleden zijn gemaaid komen inmiddels weer bloemen in bloei en daarop kun je ze vinden. De bont zandoogjes zijn altijd aanwezig in de buurt van bomen en struiken en komen ook veelvuldig voor in tuinen. De soort is de afgelopen 10 jaar sterk vooruit gegaan en heeft heel veel nieuwe plekken weten te bereiken. Hij is nu eigenlijk overal in het land te zien en ontbreekt alleen in de helemaal open graslandgebieden. Als er maar een boerderij met erfbeplanting, staat kunnen ze er gezien worden.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting