Historisch laag tij legt bijzondere beesten bloot
Bericht uitgegeven door de Strandwerkgroep [land] op [publicatiedatum]
Door de stand van de hemellichamen en de weersomstandigheden was het laagtij op 14 februari 2013 ongewoon laag. Volgens weerman David Dehenauw was het van 1930 geleden dat er nog zoveel strand kwam droog te liggen. De drooggevallen jachthaven en vaargeul van Blankenberge haalden zelfs het nieuws. Maar ook het deel van het strand dat uitzonderlijk droog kwam te liggen gaf een paar geheimen prijs.
Een periode van springtij wordt gekenmerkt door een hogere vloed en een lager eb: parate kennis bij strandvissers en pierenstekers. De stand van zon en maan beïnvloedt de getijden en zijn raadpleegbaar in handige getijdenboekjes. Maar het eigenlijke getij kan onder invloed van de weersomstandigheden behoorlijk van de voorspellingen afwijken. Zo is er bij noordwestenstorm en springvloed extra gevaar voor overstroming: door de lage druk en de harde wind op de kust wordt het water immers extra opgestuwd. Net het omgekeerde gebeurde op 14 februari 2013.
Valentijnsdag 2013 lag in een springtijperiode: de lage waters in februari zijn zo al van de laagste van het jaar maar door de harde zuiderwind waren de omstandigheden ideaal voor een superlaagtij. En laag werd het inderdaad: het water zakte 85 cm onder het voorspelde niveau. Zo’n laagtij was van 1930 geleden. Ongezien behalve voor hoogbejaarde kustbewoners. Die dag werd voor West-Vlaanderen echter aanvriezende regen voorspeld. Strandbezoek bleef dan ook beperkt tot enkele goed geïnformeerde pierenstekers en leden van de strandwerkgroep. Niet alleen voor hen maar ook voor de totaal verraste zeeorganismen die uitzonderlijk droog kwamen te liggen, was het rillen. Maar het rillen bleek de moeite want er konden heel wat zeldzame strandvondsten worden opgetekend.
Het gros van de uitzonderlijke vondsten betreft soorten die gebonden zijn aan vaste substraten en dus in regel algemener zijn op rotskusten. Aan de Belgische Kust zijn harde substraten echter slechts beperkt aanwezig. Sommige hebben nood aan een schelp, steen of rots om zich vast te hechten, zoals de Grijze zeevinger (Alcyonidium condylocinereum). Dit mosdiertje werd totnogtoe maar op drie stranden in België gevonden. De poliepkolonie Sertularella ellisii (die het vooralsnog moet stellen zonder Nederlandse naam) werd op 14 februari 2013 voor het eerst met zekerheid in België vastgesteld. Eveneens spectaculair was de vondst van het mosdiertje Alcyonidium hydrocoalitum, goed voor de eerste strandwaarneming en de vijfde waarneming ooit voor ons land. Op de harde substraten en hun epifauna werden verder nog zeldzame geleedpotigen als het Michelinmannetje (Pycnogonum litorale), de Oprolkreeft (Galathea squamifera), de Gewimperde zwemkrab (Liocarcinus arcuatus), de Hooiwagenkrab (Macropodia rostrata), de Fluwelen zwemkrab (Necora puber) en de Stekelzeespin (Achelia echinata) gevonden. De Zeerasp (Hydractina echinata), een poliep die vaak voorkomt op slakkenhuizen die bewoond zijn door Heremietkreeften, werd dit keer gevonden op een steen, een substraat waarop zo'n kolonie gemakkelijk meer dan een kwart vierkante meter groot kan worden.
Tegen de middag bedekte de aanvriezende regen alle organismen met een dun laagje ijs. Het kon voor hen niet snel genoeg weer vloed worden zodat ze door het relatief ‘warme’ strandwater weer konden worden ondergedompeld in hun normale, zilte en veilige omgeving. Wat een laagtij op Valentijn al niet vermag.
Tekst en foto's: Hans De Blauwe, Strandwerkgroep