Zeer weinig wespennesten
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door De Natuurkalender [land] op [publicatiedatum]
Bestrijdingsdiensten hebben tot nu toe tot tachtig procent minder meldingen van wespennesten binnen gekregen dan voorgaande jaren. Het lage aantal is waarschijnlijk veroorzaakt door de extreme temperatuurschommelingen in de winter en het voorjaar.
Augustus is normaal gesproken dé wespenmaand. Het is de tijd van het jaar dat de wespennesten de maximale omvang bereiken met vele duizenden werksters die op zoek gaan naar zoetigheid. Het is ook de maand van het lekkere weer waardoor mensen vaker buiten zitten en daardoor in contact komen met de werksters. Dit jaar is de overlast echter veel lager dan in een gemiddeld jaar. Er zijn wel wespen, maar de aantallen zijn overwegend beperkt.
Tot tachtig procent minder
Een goede indicator voor het aantal wespen is het aantal meldingen van wespennesten dat bij bestrijdingsdiensten binnen komt. Een rondgang langs een aantal bestrijdingsdiensten in verschillende delen van Nederland levert een consistent beeld op. Er zijn tot zo’n tachtig procent minder meldingen van wespennesten binnen gekomen dan normaal. Het bedrijf Betuon Bestrijdingsbedrijf in de Betuwe bijvoorbeeld kreeg vorig jaar tot 1 juli zo’n vijfenzestig meldingen binnen. Dit jaar waren het er maar acht. Het bedrijf Wilca Ongediertebestrijding heeft een werkgebied dat de hele provincie Groningen en het noorden van Drenthe bestrijkt. Normaal gesproken zouden ze tot nu toe zo’n zeshonderd meldingen gehad moeten hebben. Dit jaar staat de teller op zo’n honderd nesten. Ook in de omgeving van Brabant, de Gelderse Vallei en Kennemerland (Schildwacht Ongediertebestrijders) ligt het aantal gemelde wespennesten sterk lager dan normaal.
Extreem weer
Er zijn een aantal redenen waarom zo weinig wespennesten tot ontwikkeling zijn gekomen. Allereerst waren december 2011 en de eerste helft van januari 2012 zeer warm. De gemiddelde temperatuur kwam uit op 6,8°C en dat is bijna vier graden warmer dan normaal. Alleen in 2007 en 1975 lag de temperatuur in deze periode hoger. Bij een hoge wintertemperatuur ligt het verbrandingsniveau van de wesp hoger waardoor meer energie verbruikt wordt dan in een normale winter. De wespen komen daardoor sterker verzwakt de winter uit. Doordat de temperatuur ook hoger lag dan in een normale maartmaand werden begin januari al de eerste wakkere wespenkoninginnen gemeld op www.natuurkalender.nl. Normaal gesproken ontwaken de koninginnen pas vanaf halverwege april. Begin januari was er nog weinig voedsel (bloeiende planten) beschikbaar om op krachten te komen, waardoor de overlevingskans voor deze zeer vroege wespen gering was. De extreme vorstperiode in februari heeft deze vroege wespen de das om gedaan.
Na de zeer koude februari volgde een van de warmste maartmaanden ooit. Het aantal eerste wespwaarnemingen nam sterk toe. De eerste vier tot zes weken na het ontwaken uit de winterslaap is cruciaal voor de koningin. Ze moet aansterken, een nestlocatie zoeken, een nest bouwen, eieren leggen en de larven van voedsel (allerlei insecten) voorzien. De weersomstandigheden waren dit jaar gedurende deze periode verre van ideaal. April was koud en regelmatig kwam het tijdens de nachten tot vorst. Het was daarbij een sombere en natte maand. Waarschijnlijk zijn veel koninginnen in deze periode omgekomen. De natte en koele juni en juli kwam de ontwikkeling van de nesten ook niet ten goede, omdat het vangen van insecten daarmee lastiger was voor de werksters. Diverse bestrijders melden dan ook dat de nesten die ze aantreffen kleiner zijn dan normaal en dat echt grote nesten ontbreken.
Muggenvangers
Ondanks dat het aantal nesten dit jaar gemiddeld genomen beduidend lager ligt kan er lokaal nog wel overlast zijn van wespen. En als in de directe omgeving een of meerdere wespennesten zitten, kan dat tot flinke overlast leiden, vooral als er zoetigheid op tafel komt. Bedenk echter dat wespen ook grote aantallen muggen en vliegen vangen en voeren aan hun larven.
Tekst: Arnold van Vliet en Wichertje Bron, De Natuurkalender, Wageningen University
Foto: Henk Wallays