Het eerste Kortsnuitzeepaardje van 2010 in de Oosterschelde
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON op [publicatiedatum]
Het afgelopen weekend heeft een sportduiker in de centrale Oosterschelde het eerste Kortsnuitzeepaardje van dit jaar aangetroffen. De zuidelijke Noordzee is de noordelijke verspreidingsgrens van deze soort. De laatste jaren worden frequent kleine aantallen zeepaardjes in de Zeeuwse Delta, Noordzee en rondom de Waddeneilanden aangetroffen. Ondanks de kleine aantallen zijn dat veel meer waarnemingen dan van de voorgaande jaren. Is dit het gevolg van het opwarmen van het zeewater?
Kortsnuitzeepaardje: de naam doet het niet vermoeden, maar het is toch een vis. Hij komt autochtoon voor in de gehele Middellandse zee en op de zuidwestelijke Europese kust. De zuidelijke Noordzee vormt de noordelijke verspreidingsgrens van deze soort. In de vorige eeuw zijn slechts sporadische waarnemingen gemeld van het voorkomen van zeepaardjes voor onze kust, maar vooral in het laatste decennium zijn ze steeds frequenter hier aangetroffen. Daarbij gaat het jaarlijks om hooguit een tiental exemplaren die vooral door sportduikers in de Oosterschelde worden aantroffen. Beroepsvissers hebben ze echter ook af en toe in de Noordzee en de omgeving van de Waddeneilanden in hun netten gevonden.
Waarschijnlijk is het geleidelijk opwarmen van het kustwater een belangrijke factor geweest bij het naar het noorden oprukken van het Kortsnuitzeepaardje. Dit valt samen met de afwezigheid van strenge winters in de periode 1997 tot 2008. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in 2009, na de strenge winter van 2008-2009, minder waarnemingen van zeepaardjes in de Oosterschelde zijn geweest. Dit waren er in ieder geval minder dan in de periode 2006-2008. Na de strenge winter van 2009-2010 en het langdurige koude voorjaar was het zelfs nog maar de vraag of zij nu nog wel op onze kust zouden voorkomen. Aan die onzekerheid is nu een einde gekomen. Op zaterdag 15 mei heeft een sportduiker het, naar ons bekend is, eerste Nederlandse Kortsnuitzeepaardje van 2010 in de centrale Oosterschelde aangetroffen. Het is een jong volwassen exemplaar van hooguit een jaar oud, dat dus op onze kust de strenge winter overleefd heeft. Of de trend van steeds meer waarnemingen per jaar weer doorzet, is een vraag die we slechts over enkele jaren kunnen beantwoorden. De Zwartooglipvis en de Gehoornde slijmvis zijn twee andere vissoorten die zich het afgelopen decennium op een opvallende wijze op onze kust hebben gevestigd, maar deze populatie in de Zeeuwse Delta is door de twee recente strenge winters volledig in elkaar gestort.
Het Kortsnuitzeepaardje wordt slechts 12 centimeter lang. De snuit is ongeveer even lang of korter dan de helft van de lengte van de kop. En daar dankt hij dus zijn naam aan. Met zijn pipetvormig snuitje vangt hij onder andere kleine garnaalachtigen die hij, als een stofzuigertje, opzuigt en bij gebrek aan tanden levend inslikt en verteert. De mannetjes zijn goed te onderscheiden van de vrouwtjes. De mannetjes zorgen voor de broedzorg en hebben hiervoor een broedbuidel waar het vrouwtje haar eitjes in deponeert. De jonge zeepaardjes verlaten pas de broedbuidel van de vader als ze uit het eitje zijn gekomen. Op de foto’s is duidelijk te zien dat het eerste exemplaar van dit jaar geen broedbuidel heeft. Het is dus een vrouwtje. In de voorgaande jaren zijn ook al zich voortplantende zeepaardjes in de Oosterschelde aangetroffen. De aantallen zijn echter nog veel te klein om voor een stabiele en levensvatbare populatie te zorgen. Het Kortsnuitzeepaardje is een typische soort, die we goed moeten beschermen.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon