Atlantische nieuwkomers hebben veel last van strenge winters
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON op [publicatiedatum]
Met het opwarmen van de aarde rukken zuidelijke soorten steeds verder op naar het noorden. Soorten die vroeger niet noordelijker voorkwamen dan bijvoorbeeld Zuid-Engeland of de Franse kust komen nu ook in Nederlandse kustwateren of zelfs nog noordelijker voor. Deze soorten hebben met name in de Zeeuwse Delta ’s-winters veel last van de kou. De Wijde mantel, Groene wierslak, Millennium wratslak, Gladde sponspootkrab, Zwartoog lipvis en Gehoornde slijmvis zijn in het oog springende zeedieren die duidelijk last hebben gehad van de recente strenge winters.
Habitatveranderingen zoals het grootschalig gebruik van stenen bij dijkverstevigingen en het opwarmen van het zeewater maken van onze zanderige kustlijn een omgeving die meer dan ooit is gaan lijken op de Atlantische kustgebieden. Daardoor zien we jaarlijks zeedieren die vroeger alleen op de West-Europese Atlantische kust voorkwamen nu in steeds grotere aantallen op onze kust verschijnen. Maar hoewel de aantallen toenemen, blijkt vooral bij strenge winters dat deze soorten hier op de grenzen van hun leefgebied vertoeven. Vooral bij langdurige strenge winters leggen ze massaal het loodje.
Hoe groot die invloed is blijkt echter vaak pas na een of meerdere jaren volgend op zo’n strenge winter. Nu, een jaar na de langdurig koude winter van 2009-’10 kunnen we langzaam voor deze soorten de balans opmaken. Bepaalde Atlantische soorten die zich hier in de milde jaren tussen 1997 en 2008 in meer of minder grote aantallen gevestigd hebben, zijn nu tenminste in de Zeeuwse Delta bijna of geheel verdwenen. De Gehoornde slijmvis en Zwartoog lipvis zijn fraaie vissen waar sportduikers tot eind 2008 steeds vaker van konden genieten. Beide soorten zijn vooral in de Oosterschelde door toedoen van de recente koude winters nagenoeg geheel verdwenen. Ook zijn meerdere weekdieren zoals de Groene wierslak en Wijde mantel het afgelopen jaar aanzienlijk minder waargenomen dan in de jaren ervoor. De Millennium wratslak, die sinds 1999 een spectaculaire entree in de Oosterschelde heeft gemaakt, lijkt hier nu geheel verdwenen te zijn.
Hoe kunnen we dit verdwijnen van met name de Atlantische soorten verklaren? Door de zuidelijke ligging en de directe invloed van de warme golfstroom blijft het zeewater op de Atlantische kust ’s winters redelijk warm. Zelfs in noordelijk Noorwegen, honderden kilometers boven de poolcirkel bij de Lofoten daalt de temperatuur van het zeewater ’s winters niet onder de vijf tot zes graden Celsius. In de Zeeuwse Delta daalt de temperatuur van het zeewater tijdens extreme winters tot rond de nul graden. En als die lage temperatuur ook nog eens lang aanhoudt sterven vele van oorsprong Atlantische soorten massaal.
Toch zijn we ze niet echt kwijtgeraakt. Van een aantal soorten, zoals de Gehoornde slijmvis, en de Wijde mantel weten we dat ze op de Noordzee en de kustgebieden nog veelvuldig voorkomen. Daar blijft het zeewater in de winter aanzienlijk warmer dan in de Delta. Zodra we weer een langere periode met milde winters krijgen, zullen al deze soorten vanuit de populaties op de Noordzee zeer waarschijnlijk geleidelijk aan de Zeeuwse Delta weer gaan bevolken. Worden deze winter en die van de komende jaren weer extreem koud dan kan het nog wel even duren voor we weer massaal van deze fraaie dieren kunnen genieten. De toekomst zal het ons leren. Het koude begin van deze winter belooft voorlopig niet veel goeds voor de terugkeer van de Zwartoog lipvis, Gehoornde slijmvis en Millennium wratslak in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon