Er zitten weer Grijze trekkervissen in de Oosterschelde
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
De Grijze trekkervis is een zeldzame verschijning in de Zeeuwse Delta. In de zomers van 2004 tot 2007 werden er jaarlijks kleine aantallen van deze tropisch aandoende vis in de Oosterschelde waargenomen. Ook in de Noordzee werden toen met enige regelmaat trekkervissen waargenomen. Daarna werd het heel stil rond deze soort. De laatste weken zijn er echter maar liefst vier verschillende waarnemingen van de Grijze trekkervis in de centrale Oosterschelde binnengekomen. Genieten dus voor sportduikers, want hoewel ‘grijs’ vaak wordt gezien als saai, is dit juist een bijzondere en mooie vis!
De Grijze trekkervis (Balistes capriscus) is een hoge, zijdelings afgeplatte straalvinnige, vissoort met een dikke beschubde huid die tot 75 centimeter, bijna zes kilo en 13 jaar oud kan worden. Maar langs de West-Europese kust worden ze niet veel groter dan 40 cm. En zo groot worden ze in de Oosterschelde ook niet gezien. De kleur varieert van blauwgrijs, olijfkleurig tot bruingrijs, en de vissen hebben een karakteristieke grote en vooral ook stevige eerste vinstraal die net als de trekker van een geweer door een palgewricht overeind wordt gehouden en waarmee ze zich bij gevaar in een rotsspleet kunnen vastklemmen. Hiernaar verwijst ook de Nederlandse naam.
Het plompe lichaam heeft een kleine maar gespierde en stevige bek vol sterke witte tanden, waarmee zij een harde prooi kunnen stukbijten. De kleine ogen zijn boven op de kop geplaatst en kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen. De Grijze trekkervis komt solitair of in kleine groepen in kustzones voor, het meest op diepten tussen 10 en 55 meter. Op de West-Europese kust is het de enige vertegenwoordiger van de circa 40 soorten Trekkervissen (Familie Balistidae), die wereldwijd voorkomen. Het zijn allemaal soorten die in de kustzones van de warmere regio’s en dan vooral de koraalzeeën voorkomen. De Grijze trekkervis is de enige soort die ook in wat koudere gebieden voorkomt: van de oostkust van Argentinië tot aan Nova Scotia en van de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee en Angola. Het voedsel van de Grijze trekkervis bestaat uit kleine garnaaltjes, krabbetjes, schelpdiertjes, maar ook zeesterren en zee-egels.
Nederland behoort tot de noordelijke verspreidingsgrens van de Grijze Trekkervis.
Langs de Nederlandse kust is het altijd al een zeldzame verschijning geweest. In het midden van het vorige decennium leek de soort te profiteren van een lange periode van milde winters en werden er met enige regelmaat kleine aantallen in de Oosterschelde waargenomen. Maar omdat de dieren gevoelig zijn voor koudere winters verdwenen ze ook weer snel uit beeld. Het is één van de soorten waarvan kan worden verwacht dat ze door het geleidelijk opwarmen van het zeewater naar het noorden oprukken. Dat vergroot voor Nederlandse sportduikers de kans dat ze deze aparte vis zien zwemmen met zijn typerende manier van voortbewegen, omschreven als ‘undulerend’: een golvende of flapperende beweging met inzet van alleen de achterste boven- en ondervin. En misschien zelfs dat ze hem kunnen horen: het is een vissoort die bewust duidelijk waarneembare geluiden kan voortbrengen, van een scherp tandenknarsen, tot trommelende geluiden via de zwemblaas en een knakkend geluid veroorzaakt met de vinstralen.
De Grijze trekkervis is polygaam en plant zich voort in de periode juli tot september. Het is echter zeer de vraag of deze soort zich hier ook al kan voortplanten. De trekkervissen die nu gezien worden zijn volwassen dieren die deze zomer zeer waarschijnlijk via de zuidelijke Noordzee onze kant op zijn getrokken. In zuidelijke landen wordt de soort veel door de mens gegeten, hopelijk blijft dat lot onze nu nog schaarse dwaalgasten bespaard.
Tekst: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto's: Joop Stalenburg; Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON
Met dank aan Joop Stalenburg voor het doorgeven van de recente waarnemingen en zijn foto van de Grijze trekkervis in de centrale Oosterschelde.