Gemeenten op de bres voor sleedoornpage
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op 26 januari 2009
De afgelopen weken zijn medewerkers van De Vlinderstichting op bezoek geweest bij gemeenten die de Rode Lijstssoort sleedoornpage in hun plaats hebben. Er is uitgelegd wat de soort nodig heeft zodat in het beheer van het groen met deze vlinder rekening gehouden kan worden.
De sleedoornpage is een zeldzame vlinder. In de gebieden waar hij vroeger veel voorkwam, zoals Zuid-Limburg en het gebied van de Overijsselse Vecht is hij sterk achteruit gegaan. De laatste tientallen jaren wordt hij wel in stedelijk gebied steeds meer gezien. Niet in alle steden en dorpen, maar vooral op de overgang van droge zandgronden naar rivierklei of veengebieden. Zo zit hij aan de Noord- en Zuidkant van de Utrechtse Heuvelrug (Soest, Amersfoort en Wijk bij Duurstede), rondom de Veluwe (Nunspeet, Elburg, Zwolle, Epe, Apeldoorn, Arnhem , Wageningen en Ede), in Steenwijk op de overgang van het laagveen naar de zandgronden bij Havelte, in Zuidwolde waar de Drentse zandgronden overgaan in het Reestdal en in Wolvega, op de overgang van het zand naar de Lindevallei.
De sleedoornpage is een verborgen vlinder en de makkelijkste manier om hem te vinden is door midden in de winter naar eitjes te zoeken. Deze zijn van augustus tot eind maart te vinden op sleedoorn of pruim. De rups is daar van april tot eind juni aanwezig en de pop bevindt zich in juli onder de struiken in het dode blad. Het snoeien van de sleedoorn zal dus vrijwel altijd betekenen dat eitjes of rupsen worden vernietigd. Alleen in juli zouden de struiken gesnoeid kunnen worden zonder daarmee eitjes of rupsen te treffen, maar dat is niet echt een handige periode voor die werkzaamheden. Snoeien is niet alleen nodig om de struik in toom te houden in het openbaar groen, maar het is ook essentieel voor de sleedoornpage. Als de struiken niet gesnoeid worden betekent het dat de struiken verouderen en steeds minder geschikt worden voor de vlinder om zich voort te planten. De oplossing is dat de struiken wel worden afgezet, maar nooit allemaal tegelijk. Als tweederde van de struiken blijft staan en pas na een paar jaar wordt aangepakt kan de soort er prima blijven voortbestaan.
De workshops van de afgelopen weken waren bedoeld om de medewerkers van de gemeente duidelijk te maken dat de soort in hun plaats voorkwam, maar ook om te laten zien wat de soort nodig heeft en hoe ze daar in inrichting en beheer van het openbaar groen rekening mee kunnen houden. Na een korte inleiding binnen werd naar buiten gegaan en werd, samen met de gemeente medewerkers, gezocht naar de eitjes van de sleedoornpage (zie foto's). In vrijwel alle gemeenten werden door de deelnemers eitjes gevonden en op deze plekken werd gekeken en overlegd op welke wijze de vlinder kon worden versterkt.
Er was veel enthousiasme bij de deelnemers om ook op andere plekken in de stad de soort een goed leefgebied te geven. De persoonlijke aanpak, door gezamenlijk op zoek te gaan en in overleg te bepalen wat kan worden gedaan voor een soort blijkt een goede methode om daadwerkelijke bescherming van soorten voor elkaar te krijgen, ook in het stedelijk gebied.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting