Herstel van een aantal vleermuissoorten
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]
In de periode 1940-1970 namen veel vleermuissoorten dramatisch in aantal af, maar recentelijk is er sprake van herstel. Met name de ingekorven vleermuis en de franjestaart vertonen sterke stijgingen. Ook de andere soorten vertonen groei. Dit blijkt uit publicatie van de zogenaamde wintertellingen in het populair wetenschappelijke tijdschrift Zoogdier van de Zoogdiervereniging.
Dankzij tellingen van vleermuizen in de winterverblijven, door vele ervaren vrijwilligers in heel Nederland, kunnen we populaties van de verschillende soorten steeds beter volgen. Analyses van die tellingen laten zien dat de zeven soorten vleermuizen die met dit meetnet gevolgd kunnen worden, toenemen.
De sterkste stijging is te vinden bij de ingekorven vleermuis en de franjestaart, waarvan de aantallen zijn toegenomen tot respectievelijk 2000 procent en 1500 procent van de populatieomvang in 1986. Ook de gewone baardvleermuis (een landelijk voorkomende soort) laat een sterke toename zien. De aantallen zijn gestegen tot 350 procent van de populatie in 1986.
Anders is het patroon bij de gewone grootoorvleermuis. Bij deze eveneens landelijk voorkomende soort is sprake van een toename tot 1996 van ongeveer 200 procent, waarna een stabilisatie optreedt. De vale vleermuis laat aanvankelijk een lichte toename zien, gevolgd door een terugval rond de beginwaarde om vervolgens vanaf 1996 met pieken en dalen te stijgen naar 300 procent.
Van de twee soorten die boven water foerageren neemt de meervleermuis sterker toe dan de watervleermuis. Beide soorten kennen een matige toename.
Het onderzoek levert overigens alleen voor deze zeven soorten bruikbare gegevens op. Voor de andere soorten is het meetnet niet representatief genoeg. Deze overwinteren voornamelijk in andere typen objecten, of worden in te kleine of te sterk wisselende aantallen aangetroffen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de gewone dwergvleermuis die massaal overwintert in spouwmuren.
Petroleum lampen
Al in de dertiger jaren van de vorige eeuw bezochten onderzoekers, toen nog met petroleumlampen, Limburgse groeven om daar onderzoek te doen naar overwinterende vleermuizen. Dit onderzoek leverde een schat aan gegevens op over meerdere vleermuissoorten. In de winter van 1950/1951 werd voor het eerst een overwinteringverblijf buiten Limburg bezocht. Vanaf de jaren zestig breidt het onderzoek zich verder uit en worden de aantallen vleermuizen steeds systematischer geteld. In de periode 1940-1970 namen veel vleermuissoorten dramatisch in aantal af. Recentelijk is er echter sprake van herstel.
Bescherming
De afgelopen decennia zijn vleermuizen inderdaad ook sterker in beeld bij beleidsmakers en beheerders. Zo wordt er vaak met vleermuizen rekening gehouden tijdens beheer van natuurgebieden, tijdens planologische ingrepen en tijdens restauratie van gebouwen. Door wetgeving als de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn is dat ook verplicht. Kortom: bescherming werkt.
Betrouwbaar
Het meetnet bevat over de periode 1943-2009 gegevens van een kleine 1.650 verblijven die verspreid over het land liggen. In het algemeen gaat het hierbij om objecten die (deels) ondergronds liggen zoals mergelgroeven, forten, bunkers en (ijs)kelders. Een dergelijke reeks is in Europa ongeëvenaard.
Sinds 1995 vallen de tellingen binnen het meetnet ‘Vleermuizen in winterverblijven’ van het Netwerk Ecologische Monitoring, waarvan de coördinatie plaatsvindt door de Zoogdiervereniging. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is bij het meetnet betrokken voor de berekening van trends en indexen die de ontwikkeling weergeven van de met dit meetnet te volgen vleermuissoorten. Het CBS is tevens verantwoordelijk voor de controle op kwaliteit en de betrouwbaarheid van de NEM-meetnetten. Het meetnet wordt gefinancierd door de Gegevensautoriteit Natuur.
Het hele artikel met de cijfers en grafieken is hier als PDF te downloaden.
Tekst: Vilmar Dijkstra en Jasja Dekker, Zoogdiervereniging
Foto's: Jasja Dekker (winterteller, ijsteller), Rob Koelman (gewone grootoorvleermuis)