Volgt nog

In de struiken aan slakken ruiken

Stichting ANEMOON
16-MRT-2025 - Je hoorde ze al aankomen, half fluisterend: "Pap, ik zie daar een kerel gebukt in de bosjes!" Hun uitlaat-hondje snuffelt opeens aan je voeten. Maar hij blaft niet. Papa wél...

"Wat doet u daar?" Zo'n zware mannenstem is eigenlijk niet wat je wilt horen als je lekker in de struiken bezig bent. Het klinkt streng. Weg concentratie; daar gaan we weer: verantwoording afleggen. Zacht zuchtend overeind, glimlach, takje met waar je naar keek in je hand. "Wat we doen? We ruiken aan slakken".

Langzaam

Vogels en libellen gaan er vliegend vandoor, zoogdieren en hagedissen rennend, vissen zwemmend. Slakkenzoekers hebben het makkelijk met hun spreekwoordelijk trage diergroep. Maar ook weer niet té. Door hun behoefte aan vocht en beschutting leven slakken veelal verborgen. Alleen bij vochtig weer kruipen ze actief rond. Grote huisjesslakken zijn makkelijker te vinden, maar voor kleintjes moet je heel goed zoeken. Naaktslakken kunnen ook diep de grond in. Het blijft handig dat slakken niet wegrennen. Je kunt ze goed bekijken. Of laten zien, zoals nu aan pa met dochter (en hondje).

Simpel gezegd: er zijn huisjesslakken en naaktslakken. Links: Gewone tuinslak (Cepaea nemoralis): nu niet geel met strepen maar oranje. Rechts: Gevlekte akkerslak of 'sla-slakje' (Deroceras reticulatum)

Neus, navel, tanden

"Ruik es?" We plagen het glanzende slakje op de tak door er even mee te wiebelen. Meteen komt er een duidelijke uien- of knoflookgeur vanaf, waaraan aarzelend geroken wordt. "Daarom heet ie de Look-glansslak". Op de tak zit ook een Boerenknoopje. "Zie je hoe plat die is? Nét een rond knoopje". We wijzen op de ronde opening aan de onderkant. "Dat noemen we de navel, het is de holte waaromheen de windingen van een slakkenhuis tijdens de groei draaien". Nu leggen we een miniem huisje onder het vergrootglas. "Klein hé? Daarom heet ie de Dwerg-korfslak. Zie je de tandjes in de mondopening?" – tandvormige plooien in de opening van het huisje. Het dier zelf heeft ook tanden. Die staan op de rasptong waarmee ze voedsel fijnraspen. Maar die zijn te klein om zo te zien.

Enge mannen?

Er wordt geboeid geluisterd en gekeken. Weg is de argwaan. We zijn geen enge kerels, maar onschuldige natuur-nerds. Pa en dochter willen nog meer weten. Wij vertellen en hebben zelfs one-liners paraat: 'Een slak op een tak doet me meer dan gebak', 'streakers in de struiken' (naaktslakken), 'slungelige slakken slenteren sloom' en uiteraard: 'takkeweer is goed slakkeweer'. We wijzen ze op een Gewone tuinslak die met zijn geel-met-strepen-huisje tegen een boom plakt, en daarna op een grote Arion-naaktslak. Zijn bijnaam ('kruipende drol') veroorzaakt gegiechel. In een potje dat we uit onze zak halen, zit een heel slank huisje met veel windingen en de mondopening aan de verkeerde – linker – kant. Het is een 'raketje' uit de familie van de Clausilia's. Met deze info, na ongeveer een minuutje of tien, zijn ze verzadigd en wandelen hartelijk groetend verder. Als wij weer terug in de struiken duiken, zien we opeens die heel grote Wijngaardslak kruipen. Tja. Heb je je zoekbeeld op kleintjes ingesteld, dan zie je grote jongens soms over het slakkenhoofd.

Slakken in Nederland

Met de tweekleppigen, zoals mossels, vormen slakken de belangrijkste weekdiergroep op Nederlands grondgebied. Tweekleppigen zie je zowel in zee als in zoet water. Daar leven ook slakken, maar die komen als enige groep ook op het land voor. Landslakken kun je grofweg indelen in huisjesslakken en naaktslakken. En in grotere en kleinere soorten.

Grote slakken, kleine slakken. De Dwerg-korfslak (rechts; met tandachtige plooien in de opening van het huisje) wordt nog geen drie millimeter. De Wijngaardslak (links) wordt kruipend meer dan tien centimeter

Waarom?

Ons tweekoppig publiek vroeg ook nog waaróm we slakken zoeken. Het antwoord is simpel; ook wij hebben veel vragen. Net als bij vogeltellingen, bijentellingen, vlindertellingen en andere onderzoeksprojecten, vragen we ons af: waar vind je welke soorten? Nemen ze toe of af? Zitten bijzondere slakken nog op plekken waar ze ooit gevonden zijn? Wat is daarbij de invloed van – bijvoorbeeld – het veranderende klimaat of stikstof? Maar het blijft ook gewoon spannend om naar slakken te zoeken en – liefst lege – huisjes te verzamelen als bewijs- en onderzoeksmateriaal. Lege schelpjes rotten niet en blijven heel lang goed in een verzameling. Dat scheelt.

Poster van het project 'Duik in een struik'

Inventariseren en monitoren

Slakken leven op veel plaatsen. Behalve die paar plaagsoorten – in tuinen en op je groenten en planten – zijn de meeste slakken onschuldige composteerders. Stichting ANEMOON heeft onder andere een speciaal project – Duik in een struik – waarmee je twaalf van de meest algemene soorten leert herkennen en tellen. Daarbij gaat het zowel om huisjes- als naaktslakken en om grotere en kleinere soorten. Monitoren is ook een soort inventariseren, maar dan onderzoek je door de tijd heen steeds dezelfde populaties. Eventuele veranderingen vallen dan op. En ook de landelijke stand van zaken kan zo beter worden gevolgd. Voor enkele in Europa en Nederland beschermde landslakken bestaan zulke monitoringprojecten. Dat betreft zowel de grote Wijngaardslak, als een tweetal kleine bijzondere soorten: Zegge-korfslak en Nauwe korfslak.

Kleintjes uitzeven

Veel kleinere soorten leven in de strooisellaag met bladafval. Wil je een bepaalde locatie inventariseren, en dus zien welke slakjes er wonen, dan kun je wat strooisel in een zeef doen en dat even grof uitzeven. Het fijnste zand en de grofste fracties gooi je terug, maar van tussenliggende zeeffracties neem je wat mee naar huis. Thuis, tijdens het uitzoeken van dat strooisel, kun je soms opeens bijzondere ontdekkingen doen.

Strooisel uitzeven is een manier om ook de kleinere soorten op te sporen

Meezoeken

Wie wil meehelpen slakken zoeken, kan waarnemer worden bij een van de inventarisatie- en/of monitoringprojecten. Of je onderzoekt zelf bepaalde bossen, parken of gebieden. Kruipen door de struiken, zeefsel zeven, (oever-)planten bekijken of onder stenen, takken en ander spul kijken waaronder slakken zich verstoppen. En dan maar hopen dat mensen niet denken dat je een engerd in de bosjes bent...

Aan het eind van deze dag hebben wij er in elk geval weer twee nieuwe one-liners bij: 'bukken in de bosjes' als motto voor landslakken-onderzoek en 'slakken ruiken in struiken'. Met dank aan de twee nu geïnformeerde, maar eerst verontruste, brave burgers.

Tekst: Rykel de Bruyne en Tello Neckheim, Stichting ANEMOON
Beeld: PICTAN (leadfoto: gebukt in de bosjes slakken zoeken); Alie Postma; Tello Neckheim