Dagvlinders dragen ook bij aan bestuiving
De VlinderstichtingOp groeiplaatsen van beemdkroon in verschillende locaties in Engeland werden transecttellingen van bloembezoekende insecten uitgevoerd om het bloembezoek te kwantificeren. Ook werden vers uitgekomen bloeiwijzen in het veld uitgezet en meteen na het eerste bloembezoek onder de microscoop onderzocht op afgezet stuifmeel. De effectiviteit van de bestuiving werd per insectensoort berekend als het product van de relatieve talrijkheid van de soort en het aandeel met stuifmeel bestoven stampers op een bloemhoofdje.
Gedurende het onderzoek werden meer dan 35 soorten mogelijke bestuivers op de beemdkroon waargenomen, waaronder acht soorten bijen, elf soorten vlinders, acht soorten vliegen, twee keversoorten, een wants en een schorpioenvlieg. Vooral hommels, zweefvliegen, dagvlinders en dagactieve nachtvlinders waren goed vertegenwoordigd. Hommels en zweefvliegen verbleven met 10 tot 20 seconden per bezoek veel korter op een bloem dan de vlinders met 50 tot 80 seconden. Vlinders deponeerden daardoor ook stuifmeel op een groter aandeel van de bloemen dan hommels en zweefvliegen, 10 respectievelijk 6 procent, en slechts 1 procent voor andere insecten. Maar door de grotere aantallen hommels en zweefvliegen was de effectiviteit van de bestuiving over het geheel vergelijkbaar voor de drie groepen bestuivers. Wel was er een verschil tussen de vijf jaren van het onderzoek: het ene jaar waren hommels het belangrijkst, dan weer de zweefvliegen of juist de vlinders.
Al met al laat de studie duidelijk zien dat de rol van dagvlinders als bestuivers zeker niet onderschat moet worden.
Meer informatie
Tekst: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto’s: Arno van Stipdonk; Kars Veling