#25jaarNEM: Een kijkje in de keuken bij het Strandaanspoelsel Monitoring Project
SoortenNL, Stichting ANEMOONHet Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) onderzoekt structureel de natuur in Nederland. Vanuit de NEM-meetprogramma's 'Weekdieren' en 'Mariene fauna' worden door het CBS trends berekend om de kwaliteit te kunnen beoordelen van het Europese habitattype H1110B (Permanent overstroomde zandbanken). Het betreft vijftien typische soorten van dit volledig in de nabije Noordzeezone gelegen habitattype. Voor trendberekeningen gebruikt het CBS telgegevens uit het Strandaanspoelsel Monitoring Project (SMP) van Stichting ANEMOON. Naast deze soorten is er standaard nog een aanzienlijk aantal andere soorten bij het SMP betrokken. Bij elk monitoringsbezoek letten de waarnemers op soorten uit allerlei groepen, waaronder zeewieren, kwallen, krabben, stekelhuidigen, slakken, tweekleppigen, mosdiertjes, zeeanemonen en eikapsels van haaien en roggen.
Biologisch monitoren door Strandwachters
Bij het SMP inventariseren vrijwilligers met kennis van zeeorganismen ('strandwachters') een, twee of vier keer per maand het strand. Ze letten op aangespoelde organismen die recent in de nabije kustzone hebben geleefd of resten daarvan. Hoedanigheid en vervalstadia zijn belangrijk. Zo wordt bij tweekleppigen onderscheid gemaakt tussen doubletten (linker- en rechterschelp nog aan elkaar) en materiaal met vleesresten. Oude schelpen doen niet mee. Bij krabben wordt onderscheid gemaakt tussen levende en dode exemplaren, vervellingshuidjes en fragmenten, en bij wormen tussen lege kokers en kokers met vleesresten. Van sommige slakken en inktvissen worden eikapsels apart geteld.
Vijfentwintig trajecten
Vanaf dit jaar telt het SMP 25 SMP-trajecten. Drie liggen langs de Belgische Noordzeekust. Het oudste traject is de 'Strandwacht Katwijk-Noordwijk' (gestart in november 1977). Een tweede is die van Scheveningen sinds 1989. Na de oprichting van Stichting ANEMOON in 1993 werd steeds duidelijker wat de relatie is tussen op het strand aangespoelde aantallen van een soort en de aanwezigheid daarvan in zee, vastgesteld op basis van monsternamen. Zie hierover onder andere de rapportage 'Zicht op Zee' (pdf: 4,3 MB) uit 1994. Het grootse deel van wat vers/levend aanspoelt, stamt uit de nabije kustzone tot circa een kilometer uit de kust. Dat maakt het gestandaardiseerd monitoren en statistisch analyseren van aanspoelselgegevens tot een krachtig hulpmiddel. Zowel voor het vaststellen van optredende veranderingen voor de kust, als voor het signaleren van nieuwe soorten en exoten, en/of de achteruitgang van soorten en groepen.
Onafhankelijk, complementair, educatief
Het onderzoek van het SMP richt zich op de zone die sterk onder invloed staat van menselijk handelen, denk onder andere aan zandsuppleties. Bij het SMP wordt onderzoek gedaan naar veel verschillende soorten: op dit moment zijn 117 soorten bij de standaard SMP-monitoring betrokken. Daaronder zijn ook soorten die niet direct betrokken zijn bij inventarisatie-onderzoek en meetnetten van de overheid en professionele onderzoeksbureaus vanaf schepen op zee. Voorbeelden zijn kwallen, ribkwallen, inktvissen, hydropoliepen en eieren van roggen en haaien. Het SMP houdt jaarrond op een gestandaardiseerde manier zicht op soorten uit de nabije kustzone, ook op plaatsen waarop ander onderzoek zich niet specifiek richt en waar de populatie-ontwikkeling vaak anders verloopt dan verder uit de kust. Het onderzoek is daarmee grotendeels complementair en – zeker niet onbelangrijk – het wordt uitgevoerd door burgerwetenschappers. Meelopers zijn tijdens het strandonderzoek welkom en de resultaten worden op diverse manieren openbaar gemaakt. Daardoor kunnen ook burgers de ontwikkelingen van in zee verborgen levende soorten, al dan niet met eigen ogen, steeds blijven volgen.
Werkwijze
Een SMP-inventarisatie start gemiddeld een uur voor laagwater. De waarnemers (twee of meer) lopen dan hun vaste traject, dat afhankelijk van de locatie een tot vier kilometer lang is. Ze lopen eerst langs de laagwaterlijn. Aan het eind van de route voert de terugtocht via de hoogwaterlijn. Bepaalde soorten, met name schelpdieren, liggen vooral bij de laagwaterlijn. Andere, bijvoorbeeld de drijvende eikapsels van haaien en roggen, in de hoogwaterlijn. Elk SMP-traject heeft zijn eigen SMP-groep en zijn eigen coördinator. Per SMP-bezoek zijn in elk geval twee (soms meer) van de meer ervaren personen uit de groep verantwoordelijk voor de inventarisatie. Na afloop wordt het SMP-formulier (al dan niet op papier, maar nu vaak digitaal via de SMP-webapp) gezamenlijk ingevuld. De waargenomen aantallen per soort en hoedanigheid zijn deels onderweg al geschat en genoteerd. In het na-overleg wordt een en ander nogmaals besproken en waar nodig bijgesteld (dat langs de hele kust strandpaviljoens zijn, is daarbij een welkome bijkomstigheid).
Veranderingen waarnemen
Uit de SMP-data komt naar voren hoe dynamisch populaties kunnen zijn in de nabije kustzone. Zelfs populaties van ‘gewone’ soorten als de Halfgeknotte strandschelp vertonen in de loop van decennia grote schommelingen. Afname en herstel van populaties kunnen van korte duur zijn of zich uitstrekken over vele jaren. Vaak zijn dat natuurlijke processen. Via het SMP houden we daar zicht op, evenals op veranderingen die te maken hebben met menselijk handelen, zoals klimaatveranderingen, visserij, zandsuppleties om de kust te versterken, en de aanvoer van niet-inheemse soorten in ballastwater en op de romp van schepen.
Nieuwkomers
Het SMP is zeer geschikt om vroegtijdig nieuwe soorten (exoten) te signaleren en deze in de tijd te volgen. Voorbeelden zijn de Amerikaanse ribkwal, de Amerikaanse strandschelp en de Filipijnse tapijtschelp, en mogelijk binnenkort ook een nieuwe grote roofslak, de Geaderde stekelhoren. Zeer ingrijpend was de massale opkomst van de Amerikaanse zwaardschede sinds 1984 die lange tijd meerdere inheemse mesheften verdrong. Pas de laatste jaren zien we, al dan niet onder invloed van zandsuppleties, weer enige toename. Zandsuppleties kunnen zorgen voor veranderingen in ecologische omstandigheden (hellingshoek onderwateroever, zandkorrelgrootte, zandbanken). De vroeger verder van de kust levende Grote tepelhoren heeft zich nu veel dichter onder de kust gevestigd, maar voor soorten als de Afgeknotte gaper, Gewone slibanemoon en het Goudkammetje lijken de omstandigheden in de nabije kustzone slechter te zijn geworden.
Naast de opkomst van exoten zijn er ook soorten die zich door klimaatveranderingen noordwaarts uitbreiden en bij ons vestigen. Voorbeelden zijn de Gevlochten fuikhoren, Otterschelp, Kleine heremietkreeft, Breedpootkrab, Grijze zwemkrab en de Ovaalronde krab.
Het SMP laat ook de positieve effecten van beleid zien. Door verminderde visserijdruk zien we na een decennialange periode van afname, inmiddels het aantal aanspoelende eikapsels van roggen weer duidelijk toenemen. Onder meer voor de Stekelrog kon zo een duidelijk significante toename worden vastgesteld.
Meedoen en toekomstperspectief
Het SMP levert veel kennis op over populaties die leven in de nabij kustzone. Hoe meer waarnemingen we binnenkrijgen, hoe meer we ook regionale trends kunnen bepalen en kleinere veranderingen kunnen signaleren. Ook kunnen we dan beter gericht onderzoek doen naar de invloed van suppleties. Op de Waddeneilanden leven weer andere soorten dan langs de rest van onze kust. Zeker daar zijn nog extra trajecten wenselijk. Waarnemers zijn van harte welkom! Dat geldt ook voor andere trajecten. Stuur daartoe een mailtje naar info@anemoon.org. Wie op de hoogte wil blijven van alle ontwikkelingen met betrekking tot het SMP en andere projecten van Stichting ANEMOON, kan zich gratis abonneren op de digitale nieuwsbrief Zoekbeeld.
Dit artikel is deel van een serie in het kader van het 25-jarig jubileum van het Netwerk Ecologische Monitoring. Elke week nemen we een 'kijkje in de keuken' bij een van onze meetnetten. |
Tekst: Adriaan Gmelig Meyling en Rykel de Bruyne, Stichting ANEMOON
Foto's: Adriaan Gmelig Meyling en Alie Postma, Stichting ANEMOON