Het NEM Meetprogramma Zoetwatervissen startte in 2007 met de monitoring van beekvissen, gevolgd door poldervissen in het jaar daarna. Een van de eerste stappen was het maken van een determinatiegids en er werd een methodologisch onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van het RAVON-schepnet in vergelijking tot andere methoden zoals fuikjes. Hieruit bleek dat het schepnet een zeer effectieve methode is voor het inventariseren van kleinere vissoorten of de juvenielen van grotere vissoorten die in de oeverzone opgroeien.
Meer werkgroepen en vrijwilligers
In de eerste jaren van het NEM Zoetwatervissen zijn in veel provincies visatlassen gemaakt om de witte vlekken in het voorkomen van vissoorten in beeld te brengen en op te vullen. Dit gebeurde samen met de waterschappen en de provincies. Voor RAVON was dit de tijd van pionieren en van het organiseren van veel visexcursies en cursussen door heel het land. Na verloop van tijd ontstonden steeds meer viswerkgroepen en nam het aantal vrijwilligers toe.
Doelsoorten
Belangrijke doelsoorten van het NEM Zoetwatervissen zijn de beschermde beekprik, rivierdonderpad, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn. Daarnaast worden ook de gegevens van de andere aanwezige vissoorten, inclusief exoten, geregistreerd.
Vier miljoen waarnemingen en 26.000 kilometerhokken
Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de verspreiding en de ontwikkelingen van de vissen in Nederland, voegt RAVON de door vrijwilligers verzamelde gegevens samen met de monitoringsgegevens van de waterbeheerders. Hierdoor ontstaat een heel goed beeld van het voorkomen van de meeste vissoorten. Inmiddels bevat het gegevensbestand ruim vier miljoen waarnemingen uit meer dan 26.000 kilometerhokken. Hiermee kunnen voor een groot deel van de zoetwatervisfauna, inclusief exoten, trends berekend worden.
Trends
Ten opzichte van de jaren ’90 zijn beekvissoorten en plantenminnende vissoorten in verspreiding toegenomen, mede door beekherstelmaatregelen en de aanleg van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Daarentegen hebben soorten die sterk afhankelijk zijn van overstromingsvlaktes het moeilijk door het verdwijnen van langdurig onder water staande oeverlanden in het voortplantings- en opgroeiseizoen. Een nieuw fenomeen is de sterke toename van exotische vissoorten uit de Ponto-Kaspische regio. De rivierdonderpad is hierdoor in een groot deel van zijn Nederlandse verspreidingsgebied sterk afgenomen.
Innovaties: van zaklampsafari tot de prikkencilindermethode en eDNA
Vanuit het NEM Zoetwatervissen experimenteren we ook met nieuwe methoden om vissen te inventariseren. Een mooie ontdekking betrof het vanaf de oever in het water schijnen met een zaklamp. Dit bleek een effectieve manier om soorten met een verborgen levenswijze die ’s nachts tevoorschijn komen, zoals de rivierdonderpad, op te sporen. Dankzij deze methode zijn er veel nieuwe waarnemingen gedaan in de grachten, kanalen en meren van Noord- en Zuid-Holland. De rivierdonderpad werd hier op bijna tweehonderd nieuwe plaatsen vastgesteld, tot in de grachten in de oude binnensteden van Amsterdam, Delft en Leiden. Helaas wordt de soort op een deel van deze plekken niet langer aangetroffen door de sterke toename van invasieve exotische grondelsoorten, zoals de zwartbekgrondel.
Voor het monitoren van de larven van beekprik, die verborgen leven in het sediment van beekbodems, is de prikkencilindermethode ontwikkeld. Dit is een cementkuip zonder bodem die in het sediment gedrukt wordt. Vervolgens wordt de bovenste sedimentlaag eruit geschept en worden de hierin aanwezige beekpriklarven geteld. Omdat de oppervlakte van de cementkuipbodem bekend is, kunnen we zo de dichtheid van de beekprikken in het sediment bepalen. Hiermee kunnen we ontwikkelingen in het voortplantingssucces volgen en een aantalstrend bepalen.
Een belangrijke ontwikkeling voor de grote modderkruiper vormde de toepassing van de environmental DNA-methode (eDNA). Deze methode, waarmee dieren worden opgespoord op basis van DNA dat ze in hun omgeving achterlaten, werd door RAVON voor het eerst toegepast in Nederland. Hierdoor is samen met onder andere waterbeheerders de verspreiding van deze soort veel beter in beeld gebracht.
Waar staan we nu
Inmiddels zijn er in Nederland ongeveer duizend vrijwilligers actief, waarvan een deel in werkgroepverband, bij het tellen van vissen. De viswerkgroepen zijn goed georganiseerd en monitoren niet alleen de visfauna, maar zijn vaak ook de ogen in het veld bij het signaleren van calamiteiten, zoals droogvallende wateren en vissterfte.
Een aantal geeft ook adviezen over de inrichting van wateren. Een mooie mijlpaal was het verschijnen van een boek dat geheel gewijd is aan de grote modderkruiper: ‘Viezen stinkvissen’. Vanuit RAVON werken we verder aan het opleiden van nieuwe vrijwilligers, zoals met de RAVON Academy waarbinnen een speciale cursus over zoetwatervissen ontwikkeld is.
Ontdek de bijzonder onderwaterwereld!
Het leuke van vissen inventariseren is dat je het landschap vanuit het waterperspectief ziet – er gaat een nieuwe wereld voor je open. Het wordt nog mooier als je de vissen en andere waterdieren in een cuvet bekijkt. In het donker met de zaklamp op zoek naar de rivierdonderpad en andere nachtvissen, is ook erg spannend. Als beginner kun je meegaan met een RAVON-excursie of met een van de viswerkgroepen die vaak maandelijks op pad gaan.
Meer informatie
- Kijk voor meer informatie op de RAVON-website onder Doe mee.
Dit artikel is deel van een serie in het kader van het 25-jarig jubileum van het Netwerk Ecologische Monitoring. Elke week nemen we een 'kijkje in de keuken' bij een van onze meetnetten. |
Tekst en grafiek: Stichting RAVON
Foto’s: Jelger Herder, Stichting RAVON; Harrie Kesseler