zwartsprietdikkopje -primair

Hoe komt een vlinder de winter door? #1

De Vlinderstichting
28-OKT-2024 - De winter is een tijd dat de meeste insecten, dus ook de meeste vlinders, niet actief kunnen zijn. De lage temperatuur en het gebrek aan voedsel maken dat ze in winterrust gaan. Hoe ze dat doen, is per soort verschillend. Er zijn vlinders die als eitje overwinteren, maar anderen weer als rups, als pop of als vlinder. Sommige vlinders trekken zelfs weg. Vandaag aandacht voor de ei-overwinteraars.

Een van de ei-overwinteraars is de sleedoornpage. Deze vlinder leeft vrij verborgen, en om te onderzoeken hoe het gaat met deze vlinder zoekt men de eitjes in de winter. De sleedoornpage vliegt vanaf eind juli tot eind september en zelfs in november wordt er nog wel eens een vlinder gemeld. De eitjes worden in die tijd afgezet op sleedoorn, de waardplant waarop de rupsen zijn gespecialiseerd. De rupsen komen pas in het voorjaar tevoorschijn, tussen eind maart en begin april. Dat is het moment dat de nieuwe blaadjes verschijnen en die zijn lekker mals, voedselrijk en hebben nog niet teveel afweerstoffen.

Een eikenpage en een eitje tussen de knoppen van een zomereik (boven) en een sleedoornpage en eitjes op sleedoorn (onder)

Datzelfde geldt voor een broertje van de sleedoornpage, de eikenpage. Deze vlinder vliegt in de zomer en ook hier overwinteren de eitjes en beginnen de rupsen in het voorjaar aan het verse eikenblad. Het is ook veilige plek om te overwinteren, want de eitjes zitten op het hout of op de knoppen en kunnen dus de winter prima overleven.

Dat geldt niet voor een andere ei-overwinteraar, het zwartsprietdikkopje. Deze vliegt ook in de zomer en de vrouwtjes zetten de eitjes af in de schacht van diverse grassen. De eitjes blijven de hele winter in dat gras zitten en ook hier komen de rupsjes er in het voorjaar uit om van de verse, ontluikende grassprietjes te eten. Deze plek is echter veel minder veilig.

Zwartsprietdikkopjes (Bron: Kars Veling) en eitjes in de schacht van een grasstengel

Het meeste gras wordt in of na de zomer weggemaaid, of opgegeten door vee. Ze kunnen dus alleen overleven op plekken waar in ieder geval een deel van het gras in de winter blijft staan. Dat is het geval op de heide, in de duinen en op sommige stukjes in natuurgebieden. Veel wegbermen zijn ook prima leefgebied voor het zwartsprietdikkopje, maar dan moet er wel gefaseerd worden beheerd. Binnen Kleurkeur, een keurmerk voor ecologisch beheer van bermen en groenstroken, wordt daarom uitgegaan van gefaseerd beheer. Bij iedere maaibeurt wordt vijftien tot dertig procent niet gemaaid. Hier kunnen de eitjes van het zwartsprietdikkopje overleven. Het helemaal niet maaien van bermen, wat door sommigen wordt voorgesteld, is niet goed. Dan verruigt de berm en verdwijnen de bloeiende planten, terwijl het zwartsprietdikkopje die ook nodig heeft.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting