Wilgen horen net als populieren tot de familie van de wilgachtigen, of Salicaceae. Het zijn algemene en kenmerkende bomen en struiken van onze oorspronkelijk natte en moerassige delta. Wereldwijd zijn er ongeveer driehonderd soorten bekend, in Nederland zijn tien soorten inheems en zijn er ook ongeveer tien hybriden.
Herkenning
Wilgen zijn tweehuizige planten met mannelijke of vrouwelijke bloemen in katjes, die sterk naar honing ruiken. Wilgen worden bestoven door insecten en wilgenkatjes trekken door de nectar en het stuifmeel veel wilde solitaire bijen aan. De zachte, pluizige katjes zijn zilverig van kleur en als de kleine bloemen zich openen, kleuren ze geel, roze of rood. Afzonderlijke mannelijke bloemen bezitten meestal twee meeldraden (soms drie of vijf) en twee honingklieren. De vrouwelijke bloeiwijze heeft een stempel en een honingklier.
Wilgen zijn zeer variabel van vorm: van kruipwilgen in de duinen en verschillende struikvormen, tot grote opgaande bomen in ooibossen. De bladeren zijn meestal lang en smal, met klieren op de bladsteel en steunblaadjes die na het ontluiken afvallen.
Biodiversiteit
Wilgen bieden voedsel aan ruim vierhonderd insectensoorten. Er leven ongeveer tachtig soorten gallenvormers op wilgen. Het aantal mogelijke plaagsoorten is ook groot. Enkele bekende zijn de wilgenhoutrups, de wilgensnuitkever en verschillende soorten wilgenhaantjes. De wilgenschors biedt een voedingsbodem voor veel soorten (soms zeldzame) mossen en korstmossen. Ernstige aantasting en sterfte van boomvormende wilgensoorten wordt veroorzaakt door de watermerkziekte, het gevolg van een bacterie.
De wilg van Ome Job
Verreweg de grootste boom in onze achtertuin is de schietwilg, in 1957 geplant door de vorige bewoner van ons huis, Ome Job. Hij was boer op het land ten noorden van onze straat toen zijn land werd opgekocht voor een nieuwe woonwijk. Hij ging aan de rand van zijn vroegere eigendom wonen en plaatste op de hoek van zijn perceel een wilgenteen afkomstig van een van zijn knotwilgen. Inmiddels is deze uitgegroeid tot een gigantische boom vol leven. In 2016 volgde ik de wilg een jaar lang in het kader van een Brits initiatief van bomenvolgers. Sindsdien hebben we jaarlijks (meerdere) spreeuwennesten (in oude spechtennesten) in de wilg en genieten we eindeloos van de door de wilg raggende eekhoorns. Je hoort ze eerder dan dat je ze ziet, als ze met het grootste gemak omhoog en omlaag rennen langs de ruwe bast van de wilg.
Gebruik
Van oudsher worden wilgen als knotwilg en als opgaande boom in het landschap geplant. Wilgen om te vlechten werden niet in het wild geoogst, maar gekweekt op aangeplante percelen wilgenhakhout, ook wel grienden genoemd. Deze bestaan al minstens 2300 jaar. Tot laat in de negentiende eeuw werd wilgenhout gebruikt voor het maken van (waterdichte) houten klompen. Tegenwoordig wordt vooral populierenhout gebruikt, omdat dat breder beschikbaar is. In het Verenigd Koninkrijk wordt wilgenhout gebruikt voor het maken van een goede kwaliteit ‘bat’, het slaghout in de favoriete sport cricket. Takken worden verder gebruikt als bindtwijgen, voor manden, touwen en visfuiken, voor afrasteringen en vlechtwerkmatten, voor oeverversteviging van sloten en kanalen, voor wanden van vakwerkhuizen, voor stoelen, wiegen en gereedschapsstelen, voor vloeren van wagens, en voor minder belaste delen van molens en schepen.
De geneeskrachtige eigenschappen van de wilg zijn al sinds de oudheid bekend. In de traditionele volksgeneeskunde schreef men (thee van) het blad van de schietwilg voor bij de behandeling van koorts, kiespijn, koliekpijnen, hoofdpijn, reumatische aandoeningen met ontstekingen en pijn, jicht, en van griep of luchtweginfecties. Volgens sommige bronnen zou Hippocrates, de vader van de geneeskunde, zijn patiënten rond 300 v.Chr. al aangeraden hebben om op wilgenbast te kauwen om koorts en ontstekingen te verminderen.
De schietwilg was een van de eerste geneeskrachtige planten waar wetenschappers onderzoek naar deden. In de 19de eeuw kon de Franse chemicus Leroux als eerste een werkzame stof uit de wilgenbast identificeren: salicine. Felix Hofman, een chemicus van het Bayerconcern in Duitsland, slaagde erin hiermee een nieuw geneesmiddel te vervaardigen en gaf het de merknaam Aspirine. In 2024 is het 125 jaar geleden dat aspirine werd gepatenteerd door Bayer. Het is een wereldwijd succes geworden en is het bekendste geneesmiddel dat uit een boomsoort wordt gewonnen. Of eigenlijk werd gewonnen, want tegenwoordig wordt acetylsalicylzuur chemisch geproduceerd.
Acetylsalicylzuur is een medicijn dat pijnstillend, koortsverlagend, ontstekingsremmend en anti-reumatisch is. Een vervelende bijwerking van acetylsalicylzuur is dat het bloedingen kan veroorzaken omdat het de functie van bloedplaatjes remt. Elk nadeel heeft zijn voordeel, want deze bijwerking kan positief worden ingezet om bloedstolsels te voorkomen. Acetylsalicylzuur wordt daarom tegenwoordig in lage dosering veel voorgeschreven ter voorkoming van beroertes en hartinfarcten in de vorm van carbasalaatcalcium (merknaam Ascal). Daarnaast lijkt het het risico op bepaalde soorten kanker te verminderen, met name darmkanker.
Acetylsalicylzuur was voor de opkomst van paracetamol de meest gebruikte pijnstiller. Mede door de nieuwe toepassing als bloedverdunner blijft het een van de meest gebruikte medicijnen ter wereld, met een geschat verbruik van ongeveer 40.000 ton, oftewel 50 tot 120 miljard pillen per jaar.
In de historie
De wilg speelt een rol in duizenden verhalen, mythen en sagen. Shakespeare benoemt de wilg in zowel Hamlet als Othello, twee van zijn beroemdste werken. Vele eeuwen daarvoor stond de wilg al bekend om zijn lustremmende eigenschappen en werd hij in diverse culturen beschouwd als een symbool van onvruchtbaarheid. Tegelijkertijd is de wilg, vanwege de snelle en welige groei, ook het symbool van vruchtbaarheid. Zowel Zeus als zijn vrouw Hera zouden onder een wilg zijn geboren. De wilg zou ook de verblijfplaats van heksen en spoken zijn. Daar kun je je wel wat bij voorstellen. Oude knotwilgen zijn vaak hol en lijken qua postuur en houding erg op gekwelde mensen met hun armen wijd gespreid. Omdat knotwilgen vaak langs randen van sloten en weilanden staan, kunnen ze er in de vroege ochtendmist dreigend en naargeestig uitzien. Rottende onderdelen van de knotwilg zijn aantrekkelijk als vestigingsplaats voor honingzwammen. Deze paddenstoelen geven tijdens schemering een vaalblauw licht (bioluminescentie) af dat voor onze voorouders voldoende was om graag uit de buurt te blijven.
Waar te zien
De wilg is overal in het landschap te zien, vooral langs water. Treurwilgen zie je veel in parken, parkachtige grote tuinen en ook op begraafplaatsen. Je kunt in veel botanische tuinen en arboreta wilgen vinden en in privétuinen vaak kleinere vormen, zoals de kronkelwilg.
In de Hortus botanicus Haren kun je door de Wilgenvallei wandelen, een nat stukje van de tuin met verschillende inheemse wilgensoorten (punt 6 op de plattegrond van de Hortus). De meest fotogenieke wilgen in deze Hortus staan aan de grote vijver in de Chinese Tuin. Bijna elke foto wordt mooi, welk jaargetijde het ook is. Zelf vind ik een een zonnige dag in de herfst het mooist, met kleurende bladeren en het zachter wordende licht.
Tekst: Tineke van der Meij, Hortus botanicus Haren
Foto's: Tineke van der Meij; A. Beyer; Ab Veerbeek