Plant & insect: struikhei
Hortus botanicus Leiden‘U ziet mij vast geregeld staan in streng gelid in de schappen van tuincentra... maar ik ben op z’n mooist als ik volop de ruimte krijg. Wie kent niet de uitgestrekte heidevelden die elke augustus veranderen in een gonzende bloemenzee? Wie heeft er niet van mijn honing geproefd? Stem op mij.’ Zo vroeg struikhei aandacht in de Nationale Bloem Verkiezing. Er was veel voor te zeggen om op struikhei te stemmen, want eeuwenlang was het dé plant op het zand in ons land. Zonder struikhei geen heidelandschappen. Grote delen van de pleistocene gronden in ons land werden gekenmerkt door struikhei en op sommige plekken is dat nog steeds het geval. Hier komen we straks op terug bij de aankondiging van het thema van volgend jaar: Plant & mens. Het thema van de botanische tuinen is dit jaar Plant & insect. In deze bijdrage duiken we kort in de fascinerende wereld van de struikhei en lichten er slechts enkel wat vlinders uit.
Struikhei
Struikhei (Calluna vulgaris) is een taaie altijdgroene soort die op stikstof- en fosforarme grond kan groeien. Ook gedijt zij in een microklimaat van sterke temperatuurwisselingen. Onder zulke omstandigheden vind je weinig soorten hogere planten. Mossen en korstmossen kunnen er soms wel gedijen. Extreme milieus in de natuur kennen relatief weinig soorten vanwege aanpassingsproblemen. Misschien dat daarom weinig insecten uitsluitend afhankelijk zijn van struikhei zelf. Toch is ze van vitale betekenis voor veel laat-vliegende insecten. Bovendien is het heidelandschap dat ontstaan is door het millennia-lange gebruik van de plant door de mens, een thuis geworden voor allerlei soorten uit andere voedselarme milieus. Dat komt mede doordat een intact heidelandschap niet alleen bestaat uit struikhei-heide als alleenheerser, maar ook uit allerlei andere biotopen afhankelijk van de ecologische omstandigheden en het landgebruik. Denk aan bosbesheide op plekken met een hogere luchtvochtigheid, dophei-heide op vochtige en veenheide op natte plekken, maar ook aan rogge-akkers, heischrale graslanden, geïrrigeerde hooilanden, vennetjes en karresporen. Dit zijn allemaal biotopen die heidelandschappen kenmerken en een gevarieerd gezelschap van organismen herbergen, van insecten tot vogels, van zoogdieren tot herpetofauna, van korstmossen tot paddenstoelen.
Vlinders
Van de kenmerkende vlinders in de heide zijn er weinig echte struikheispecialisten. Vaak kunnen ze ‘uitwijken’ naar andere soorten planten. Zo is de nachtpauwoog in onze pleistocene streken weliswaar een heidebewoner, maar naast struikhei kan hij bij verscheidene andere soorten voedsel vinden. In West-Nederland leeft hij in heggenlandschappen. Voor de zeer zeldzame purperbeer, eveneens een nachtvlinder, is struikhei wel een van de belangrijkste waardplanten. De Spaanse vlag daarentegen, is zeker niet gebonden aan struikhei en zelden tref je hem erop aan. Dat geldt ook voor de dagpauwoog.
Onder de grond
Het heideblauwtje in ons land is voornamelijk afhankelijk van dophei en struikhei. De rupsen leven van de bloemen en jonge scheuten van de plant, de vlinders van de nectar. De verpopping vindt onder de grond plaats. In het buitenland worden deze vlinders ook aangetroffen in bijvoorbeeld kalkgraslanden. De rupsen van het heideblauwtje leven in mutualisme met mieren van het geslacht Lasius. Zowel de rupsen als de poppen hebben klieren die een zoete stof afscheiden waar de mieren verzot op zijn. Vaak bouwen de mieren een nest rond de pop. De mieren 'beschermen' de rups en de pop en zelfs de net uitgekomen vlinder tegen predatoren. De vliegtijd is van juni tot augustus.
Heischrale graslanden
De grote parelmoervlinder leeft in droge heischrale graslanden op lemige bodems, maar ook in duingraslanden, blauwgraslanden en kalkgraslanden. In Europa is de grote parelmoervlinder in veel landen nog vrij algemeen, maar in Nederland staat de vlinder door verschillende oorzaken sterk onder druk: stikstofdepositie met bodemverzuring en vergrassing tot gevolg, extreme droogte, en vraat door het wild. Lees meer hierover in Nature Today van 29 april.
De heivlinder kent in Nederland twee verspreidingskernen: de drogere heidevelden en de droge delen van de duinen aan de kust. De rupsen leven op grassen en de struikhei is een belangrijke nectarbron. De kleine heivlinder is uiterst bedreigd, maar ook de heivlinder gaat sterk achteruit. Dit hangt mede samen met de depositie van stikstof (pdf: 216 KB).
Stikstof
In het algemeen worden alle soorten van schrale, voedingsarme milieus in ons land bedreigd door eutrofiëring. De uitstoot van stikstof is het gevolg van het veranderde landgebruik sinds eind 19e eeuw. Toen werd het heidelandbouwsysteem stilaan verdrongen doordat andere technieken en methoden beschikbaar kwamen en de voedselproductie enorm toenam. Met de komst van de moderne landbouw deden onder andere kunstmest, herbiciden, insecticiden, ruilverkaveling en wateronttrekking hun intrede. Ook nam de import van wol en diervoeders uit verafgelegen landen enorm toe. Voorheen graasden schapen in de buitenvelden en werd hun mest verwerkt in de binnenvelden waar de gewassen werden verbouwd. Nu werden verafgelegen gebieden de nieuwe buitenvelden van ons land terwijl onze buitenvelden, de voormalige heiden of woeste gronden, konden worden omgevormd tot binnenvelden waar de mest op kon worden gebracht. Daar kon de zuinige en economisch gezien optimaal profiterende struikhei, held van arme gronden, niet tegenop. Deze omstandigheden zouden uiteindelijk leiden tot de huidige intensieve veehouderij, tot bevolkingsexplosie en daarmee de toename van verkeer, bebouwing en industrie.
Onder druk
Naast de achteruitgang van de heidelandbouw, in feite biologische landbouw avant-la-lettre, heeft deze modernisering er mede toe geleid dat flora en fauna enorm onder druk zijn komen te staan en er al vele soorten uit ons land zijn verdwenen. Eind 19e eeuw drong dit besef al door bij kunstenaars, schrijvers, dichters en naturalisten. Zo werd het bos van Fontainebleau het eerste natuurreservaat ter wereld omdat zij zich verzetten tegen aanplant van bomen die het open landschap zouden verstoren. Enige tijd later schreven Eli Heimans en Jac. P. Thijsse in 1897 in ons land lyrisch over het heidelandschap in 'Hei en dennen'.
Plant & mens
De heiden zijn door boeren gemaakt; het resultaat van een uitgebalanceerde wisselwerking tussen hun grazende dieren, hun brandcultuur en onze struikhei als basis voor het voer van de grazers. Het begon allemaal zo’n 5000 jaar geleden toen boeren open plekken nodig hadden om hun dieren te laten grazen. Ze begonnen de bossen plat te branden en een dichte heide verrees uit de as. Dat bleken goede graasgronden die het hele jaar door beschikbaar waren, gevormd door de altijd groene struikhei. Uit deze gang van zaken ontstond een heidecultuur die in West-Europa dominant was in kalkarme gebieden zoals op zandgronden en granietgebergten. Eind 18e begin 19e eeuw kende dit landschap haar grootste uitbreiding van Portugal in het zuiden tot Noorwegen in het noorden en van Ierland in het westen tot Polen in het oosten.
In de weinig productieve bodems ontbrak het aan essentiële plantenvoedingsstoffen zoals P (fosfor) K (kalium) N (stikstof), maar struikhei bleef er toch goed groeien. Mede daarom kozen heiboeren voor een bestaan gebaseerd op vee, in plaats van uitgestrekte graanvelden. Ondanks dat het oorspronkelijke bos verwoest was, bleek het heidesysteem duurzaam en zou het 5000 jaar lang worden toegepast. De heide was dus afhankelijk van de boer. Hij moest de heide geregeld branden, kappen en laten begrazen. Als dat niet meer gebeurt, verdwijnt ook het landschap. Doordat de laatste decennia de hoeveelheid stikstof die uit de lucht komt vallen zo enorm is, kreeg de struikhei concurrentie van grassen. De depositie van stikstof is voor een belangrijk deel afkomstig uit de moderne landbouw. Dus naast het afhaken van de heiboer en de veranderingen in de landbouw, beide gerelateerd aan het landgebruik, zijn tevens de gewijzigde ecologische condities in het nadeel van struikhei. Bovendien kan ook klimaatverandering van invloed zijn door verdroging. De plant die door zijn eigenschappen duizenden jaren grote delen van West-Europa wist te domineren, bleek toch niet onoverwinnelijk. Nu is nog slechts een fractie van de heidegebieden over en liggen de meeste gefragmenteerd als vlekken in landbouwgebieden en in bos- industrie- en woonzones. Met het verlies van deze heidegebieden verdwenen ook de planten en dieren die er hun habitat hadden.
Nu zijn de overgebleven heiden er in de eerste plaats voor de natuur en de recreatie en doen diverse organisaties hun best om deze heidegebieden in stand te houden. Men komt er steeds meer achter dat een intact heidelandschap bestaat uit een grote variatie aan biotopen die van belang zijn voor de instandhouding van een gevarieerde biodiversiteit. Tegenwoordig wordt er veel onderzoek gedaan en gelukkig zijn er legio initiatieven voor verbetering van de heidegebieden. De niet aflatende neerslag van stikstof maakt echter dat de beheerders van deze gebieden hun werk onder uiterst moeilijke omstandigheden moeten uitvoeren om het onmogelijke mogelijk te maken.
De struikhei die met weinig toe kan, mag het dan in deze tijden van overvloed niet gered hebben bij de verkiezing tot nationale bloem, hij heeft duizenden jaren lang aan mensen hun bestaan gegeven dankzij zijn ascetische eigenschappen om op arme grond te leven. Als Atlas is struikhei in staat is geweest om complete landschappen hoog te houden. Een ware krachtpatser die in dit opzicht toch wel met kop en schouders uitsteekt boven de andere 40 soorten die werden voorgesteld op de longlist voor de verkiezing van Nationale Bloem Verkiezing.
Meer informatie
- Lees meer over struikhei in deel 3 van de Nederlandse Oecologische Flora van Eddy Weeda.
- Lees meer over het heidelandschap in Het Paarse Landschap van Svein Haaland, Geert de Blust, Herbert Diemont en Jan Jansen.
- Lees meer over de nachtvlinders in Het Nachtvlinderboek van Jeroen Voogd.
- De heivlinder houdt niet van stikstof (pdf: 216 KB), artikel van Chris van Swaay en Martin Poot.
- Lees meer over de economie en ecologie van heidelandschappen in Economy and ecology of heathlands van Herbert Diemont en anderen.
- De longlist van de Nationale Bloem Verkiezing (pdf: 3.9 MB).
- Eli Heimans en Jac. P. Thijsse, Hei en dennen. W. Versluys, Amsterdam 1897.
Tekst: Jan Jansen, Hortus Nijmegen
Beeld: Jan Jansen (leadfoto: Spaanse vlag op struikheide); Otto Wilhelm Thomé, Flora von Deutschland Österreich und der Schweiz, 1885; Jeroen Voogd