Bijenorchis

Plant & insect: bijenorchis

Hortus botanicus Leiden
23-JUN-2024 - De bijenorchis stond bovenaan op de lijst van kandidaten voor de Nationale Bloem. Maar om de top-vijf te bereiken is de plant vermoedelijk nog altijd niet algemeen genoeg. Een ontmoeting met een exotische schoonheid.

Bijenorchis

'Ik ben nog steeds een vrij zeldzame verschijning. Maar met mijn kleurrijke bloemblaadjes val ik enorm op en sier ik bosranden, bermen en de waterkant. Tegenwoordig sta ik soms zelfs te schitteren midden in de stad. Stilletjes heb ik met bijen een bijzondere band, maar zonder mijn bestuiver blijf ik ook in stand. Kies je voor mij, dan stem je op de mooiste orchidee van Nederland!', zo luidde de wervende tekst bij de Nationale Bloem-verkiezing.

Niet uitgezaaid

In het stedelijk gebied kun je naast spontane stadsflora allerlei uitgezaaide schoonheden tegenkomen, maar de stadse bijenorchissen zijn niet uitgezaaid. "Aan de rivier de Lek weet ik een groeiplaats van honderden bijenorchissen (Ophrys apifera).  De eerste keer dat ik ze zag, ging ik compleet uit mijn dak. Heel mooi in het wild, maar… niet te kweken", schreef plantenkenner Wiert Nieuman een poosje geleden in het blad De Tuin in vier seizoenen. Wilde orchideeën zijn niet geschikt als tuinplant en je kunt ze niet zomaar uitzaaien. Er is een schimmel nodig wil de orchidee kiemen en zich ontwikkelen. De zaden van de orchidee bevatten geen voedsel en de schimmel is onmisbaar voor zijn ontwikkeling.

BijenorchisBijenorchis

Systeem

Dat valt ook in de systeemtuin van de Leidse Hortus te lezen: "De meeste tropische orchideeën zijn epifyten, de Europese soorten groeien op de grond. Ze hebben een samenlevingsverband met schimmels bij de wortels, dit is noodzakelijk voor een goede kieming en groei. De bloemen zijn tweeslachtig en tweezijdig symmetrisch, het bloemdek is zesbladig, in twee kransen van drie. Een blad van de binnenste krans, de lip, is vaak groter en gespoord. De één tot drie meeldraden zijn geheel of gedeeltelijk met de stijl vergroeid. Het stuifmeel zit vaak in klompjes bijeen. Orchideeën worden meestal door insecten bestoven, soms lijken ze zelfs op hun bestuiver. Het vruchtbeginsel is onderstandig, de vrucht is een doosvrucht met veel kleine zaden." 

Zelfbestuiving

Van dat op insecten lijken is de bijenorchis een mooi voorbeeld. De naam verwijst naar de vorm van het onderste bloemblaad, dat op een bij lijkt. De mannetjesbij ziet de bloem voor een vrouwtje aan en hoopt te kunnen paren. Hij komt bedrogen uit en bestuift al doende de orchidee. Alleen komt de bestuiver van de bijenorchis, de langsprietbij, in Nederland nog vrijwel niet voor.* "Deze zogeheten lip is bol van vorm, meestal bruin met een oranje vlak in het midden, een gele tekening eromheen en behaard op de rand", schrijft Esmée Winkel in de heruitgave van de Flora Batava. "Boven aan deze lip lijken er ook twee zwarte ogen te zitten. Van alle soorten in het Ophrys-geslacht is deze bijenorchis als enige zelfbestuivend. Desalniettemin zijn de bloemen, die zowel in reuk als uiterlijk op de vrouwelijke langsprietbij lijken, bedoeld om de mannetjesbij te verleiden. Wanneer de bij ontwaakt uit zijn paringsroes en ontdekt dat hij bedrogen is, heeft de orchidee al twee stuifmeelklompjes op zijn kop bevestigd." Maar de bestuiver van de bijenorchis komt zoals gezegd (nog) niet voor in Nederland en de bloem is hier zelfbestuivend.

 BijenorchisBijenorchis

Stadsplant

Gazon Sterrewacht in de Leidse HortusNiet gezaaid, wel in de stad. Ik zag zelf mijn eerste bijenorchis in de coronatijd, waar een paadje in het hoge gras naar een paar prachtige exemplaren leidde - vermoedelijk het spoor van vele fotografen die de bloei hebben vastgelegd. De Leidse planten- en paddenstoelenkenner Hans Adema zegt over de bijenorchis: "Het is een ware beauty van een welhaast exotische schoonheid. Het is een plant die goed gedijt op kalkrijke, door de mens beïnvloede grond. [...] Vaak zijn bijenorchissen pionierplanten die plotseling op braakliggende grond verschijnen om na enkele jaren weer te verdwijnen."
Dat laatste is een spijtig vooruitzicht voor de Leidse Hortus. Rondom de Sterrewacht verschenen spontaan bijenorchissen, en door het maaibeleid aan te passen zijn het er inmiddels aardig wat. Op dit moment staan ze prachtig in bloei; neemt u vooral een kijkje.

Aanvulling roggelelie

Over on-Nederlandse schoonheid gesproken, op het natuurbericht over de roggelelie van vorige week kwam een mooie aanvulling van Peter Wetzels. "De roggelelie is blijven bestaan omdat boeren de bollen uit het land naar hun tuin overbrachten. De botanische tuinen speelden een lange tijd geen rol in de overleving omdat heel lang gedacht werd dat deze soort niet inheems was. Fred Bos heeft daar verandering in gebracht. Daar heeft hij jarenlang voor geijverd totdat zijn visie algemeen werd geaccepteerd. Hij heeft daar ook veel bewijs voor aangedragen."

Meer informatie

  • Plant & insect is het jaarthema 2025 van de botanische tuinen.
  • Barbara Gravendeel over de bijenorchis op de website Stadsnatuur.
  • Meer over het onderzoek van Fred Bos naar de roggelelie:

*Aanvulling en correctie

Hierboven staat dat de bestuiver van deze orchidee, de langsprietbij, nog niet in Nederland voorkomt. "Daarmee suggereert u, dat de bijenorchis in de rest van Europa wel door deze bij bestoven wordt", reageerde lezer Jean Claessens. "Dat is echter niet het geval: de bijenorchis is volledig zelfbestuivend. Ik observeer deze soort al meer dan 30 jaar en vond nooit een bestuiver op deze bloem. Uit onderzoekingen bleek, dat de pollensteeltjes een holte hebben, waardoor ze heel flexibel zijn en al bij een zuchtje wind op het stempeloppervlak geduwd worden. Darwins bekende uitspraak 'Nature abhors perpetual self-fertilisation…' had onder andere betrekking op het feit dat voortdurende zelfbestuiving in zijn denkwijze eigenlijk niet mogelijk was. Toch is dat in heel Europa het geval bij de bijenorchis. De soort is in principe in staat tot kruisbestuiving, de kleefschijfjes zijn werkzaam, maar de soort lokt geen bijen aan. En de toevallige bijen die landen, zitten schuin op de lip, doordat de beharing niet richting zuiltje leidt. Kullenberg beschrijft enkele bestuivingen door langsprietbijen, maar dit is een grote uitzondering, verder komen in de literatuur geen observaties voor."

Meer informatie

Tekst: Hanneke Jelles, Hortus botanicus Leiden
Foto's: KU Leuven; Otto Wilhelm Thomé, Flora von Deutschland Österreich und der Schweiz, 1885; Jan Meijvogel; Hanneke Jelles