Noorderlicht en schelpen
Stichting ANEMOONVorige week was het feest voor liefhebbers van het noorderlicht. Twee avonden lang de prachtigste kleuren, veel euforische mensen en duizenden foto's. Zondag 26 februari was het mooist, maar ook de maandag erna was het 'ooh en aah' niet van de lucht (of eigenlijk juist wél). 's Avonds aan de kust noorderlicht kijken is magisch. Maar overdag ervoor of erna kan het strand ook de moeite waard zijn. Dat is namelijk heel vaak het geval. Aanspoelsel bekijken is spannend: je kunt zómaar bijzondere schelpen vinden. Tussen die schelpen komen meerdere soorten voor die een link hebben met Aurora borealis, het noorderlicht of poollicht, of met noordelijke streken in het algemeen. Vooral op onze noordelijkste Waddeneilanden zijn dergelijke soorten te vinden. Bij deze een aantal voorbeelden.
Grote horens uit het noorden
Er zijn kleine, piepkleine, vrij grote en écht grote schelpen. Tot de laatste categorie behoort de Noordhoren (Neptunea antiqua). Die kan een respectabele leeftijd van 18 jaar bereiken en is met 17-20 centimeter de grootste huisjesslak uit de Noordzee. De naam, vroeger ook wel gespeld als Noordhoorn, zou volgens sommigen slaan op de hoorn of schelptrompet van de zeekoning Neptunus, waarnaar de wetenschappelijke naam verwijst. Anderen zien een verband met de hoorns op de helm van de Noormannen of met oude drinkhoorns. Er bestaan meerdere soorten noordhorens, waaronder de Gekielde noordhoren (Neptunea despecta) en Slanke noordhoren (Colus gracilis). Deze laatste twee zijn bij ons uiterst zeldzaam. Net als hun reuzenbroer zijn ze voornamelijk te vinden op onze noordelijke Waddeneilanden. Dat geldt niet voor de verwante Wulk (Buccinum undatum), die ongeveer half zo groot wordt als de Noordhoren en waarvan langs de hele kust oude en grijs tot blauw verkleurde exemplaren aanspoelen. Men zegt dat je in dergelijke grote horens de zee kunt horen ruisen. Maar dat hoort jammer genoeg thuis in de categorie (al dan niet noordse) sagen en legenden: wat je hoort ruisen is namelijk je eigen bloed.
Oeroud schelpdier
Verreweg het meest beroemde noordelijke schelpdier is de Noordkromp (Arctica islandica). We mogen ons gelukkig prijzen dat deze bijzondere soort ook bij ons aanspoelt. Ook hier geldt dat je ze vooral tegenkomt op Schiermonnikoog, Ameland en Terschelling. De Noordkromp staat te boek als het oudst wordende nog levende schelpdier op aarde. Van deze 'nestor van de Noordzee' worden in zee zo nu en dan levende exemplaren opgevist met een leeftijd van 300-400 jaar. Omdat het dier elk jaar een randje aan de schelp metselt, kun je daaraan, net als bij de jaarringen in een boomstam, de leeftijd aflezen. In 2006 is bij IJsland een stokoude nog levende noordkromp opgevist met maar liefst 507 jaarringen (!). Noordkromp-zoeken is een beetje een sport. Sommige eilanders, toeristen en andere (be)zoekers hebben er hele verzamelingen van.
Behalve de Nederlandse naam verwijst ook zowel het eerste als tweede deel van de wetenschappelijke naam naar noordelijke gebieden: Arctica verwijst naar het noordpoolgebied, islandica verwijst naar IJsland.
Andere noordelijke schelpen
Er zijn nog meer schelpen met een link naar het noorden. Als we ons beperken tot de wetenschappelijke en Nederlandse naam, dan komen we onder meer uit bij de Noordse cirkelschelp (Lucinoma borealis). Hier verwijst zowel de Nederlandse als de wetenschappelijke naam naar noordelijker streken (borealis = noordelijk). Deze bijna cirkelvormige zeldzaamheid met zijn fraaie rond verlopende ribbels, wordt eveneens voornamelijk gevonden op de noordelijke Waddeneilanden. Gelukkig is dat niet zo bij een andere schelpensoort: de Noorse hartschelp (Laevicardium crassum) die je in principe op al onze stranden kunt vinden. Vooral oude grijsblauw of bruin verkleurde exemplaren zijn meteen herkenbaar aan de vele smalle afgesleten ribbels die vanuit de top omlaag lopen. Een vroeger gebruikte naam (Cardium norvegicum) verwijst evenals de huidige Nederlandse naam naar Noorwegen, een land waar het noorderlicht veelvuldig te zien is. Net als bij de Noordkromp zijn er nóg twee kleinere soorten die via arctica in de wetenschappelijke naam naar het noordpoolgebied verwijzen. Dit zijn het opvallend gevormde Koffieboontje (Trivia arctica) en de Noordse rotsboorder (Hiatella arctica). De eerste is bij ons nogal zeldzaam en vooral te vinden op de Waddeneilanden en in Zeeland. De laatste zit vaak vastgehecht op drijvende voorwerpen als plastic, kurk en drijfhout en heeft een onregelmatig gevormd, bootvormig schelpje. Afhankelijk van waarop ze zitten vastgehecht, kunnen ze zowel komen uit het zuiden als uit het noorden (net kleine vikingscheepjes).
Schelpen tellen
Aurora borealis (het pool- of noorderlicht) was, aldus diverse media, voor het laatst zo mooi te zien in 2015. De dagen tellen tot dit fenomeen zich opnieuw voordoet is niet mogelijk; zoiets laat zich moeilijk voorspellen. Wél te tellen zijn de schelpen op onze stranden. Lang niet alle schelpen natuurlijk, maar via een simpele en leuke methode die niet veel tijd kost. Iedereen die dat wil, kan mee helpen tellen op zaterdag 25 maart aanstaande, tijdens de Nationale Schelpenteldag.
Summum
Vraag je een schelpenliefhebber wat het summum is van noordelijk schelpengeluk, dan is het antwoord: "een Noordkromp of Noordhoren vinden bij noorderlicht!" Tot nog toe is daarvan nog nooit melding gedaan. Maar ééns komt die dag...
Waarnemingen
Meldingen van zee- en brakwaterorganismen en van land-, zoetwater- en zeeweekdieren zijn welkom bij Stichting ANEMOON en platforms als Waarneming.nl.
Tekst: Rykel de Bruyne, Inge van Lente en Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON
Foto's: Petra de Jong (leadfoto: het noorderlicht of poollicht boven het strand van Ameland op 27 februari 2023); PICTAN, R.H. de Bruyne; Jeannette Nobel