Het Gewoon donsvoetje als hoofdpijnsoort?

Nederlandse Mycologische Vereniging
25-JAN-2023 - Te veel regen en nachtvorst, zoals we dat de afgelopen weken hebben meegemaakt, is voor het verschijnen van veel soorten paddenstoelen niet zo gunstig. Het Gewoon donsvoetje kan nog wel in redelijke staat worden aangetroffen. Deze soort en het Winterdonsvoetje kunnen in januari nog gevonden worden, maar deze soorten uit elkaar houden is nog niet zo makkelijk.

Donsvoetjes (Tubaria) zijn algemeen voorkomende saprotrofe paddenstoeltjes die je kunt aantreffen in parken en plantsoenen, in loofbossen (zelden in naaldbossen), struwelen, wegbermen en tuinen. Ze worden vooral gevonden op houtsnippers, gevolgd door takjes, twijgen, schorssnippers, minder vaak op dood gras en humus. Vooral op de favoriete houtsnippers kunnen grote groepen van deze paddenstoelen worden gevonden. 

Het Gewoon donsvoetje behoort tot een groep van elf soorten. Nog niet zo lang geleden werden er nog dertien soorten donsvoetjes onderscheiden. De oorzaak van deze afname komt omdat soorten een andere status hebben kregen, ondersteund door modern genetisch onderzoek. 

Gewoon donsvoetje (Tubaria furfuracea var. furfuracea)

Hoofdpijnsoorten

De grootste twee soorten onder de donsvoetjes zijn het Gewoon donsvoetje (Tubaria furfuracea v.furfuracea) en het Winterdonsvoetje (Tubaria furfuracea v. hiemalis). Dat zijn ook ook de twee meest algemene soorten. Het oranjebruine en bij vocht roodbruine Gewoon donsvoetje heeft een hoedbreedte van een tot vier centimeter. De hoed is bij jonge exemplaren half kogelvormig, later vlak tot ingedrukt. Het oppervlak is mat tot glad, hygrofaan en fijn radiaal gestreept, vaak met wittige vlekken. De steel is cilindrisch, vol en okerbruin. In lengterichting is de steel enigszins fijn wit gestreept en aan de voet opvallend donzig witviltig. Aan dit donzige voetje heeft het genus zijn Nederlandse naam te danken. Beide variëteiten donsvoetjes kunnen tot in januari worden waargenomen. 

Winterdonsvoetje (Tubaria furfuracea var. hiemalis)

Het onderscheid tussen deze twee donsvoetjes heeft menig mycoloog hoofdpijn bezorgd. Het Winterdonsvoetje wordt tegenwoordig tot een variëteit gerekend van het Gewoon donsvoetje (Tubaria furfuracea var. hiemalis). Het verschil tussen beide variëteiten is van microscopische aard. Op de lamelrand heeft het Winterdonsvoetje knotsvormige cystiden zitten die tot wel twaalf micrometer dik kunnen zijn. Het Gewoon donsvoetje bezit veel slankere en meer cilindrische cystiden. Ze kunnen in het veld niet met zekerheid van elkaar worden onderscheiden, dus zit er niets anders op dan ze microscopisch te controleren. Ooit werd er nog een andere soort onderscheiden: het Velddonsvoetje (Tubaria romagnesiana). Maar deze is geheel opgegaan in het Gewoon donsvoetje en wordt als zodanig niet als variëteit onderscheiden.

Als waarnemingen van de variëteit Winterdonsvoetje worden doorgegeven, moet er dus microscopisch onderzoek hebben plaatsgevonden. Als dat achterwege blijft dan kan de waarneming nog met de term 'Sensu Lato' of kortweg 'sl' worden doorgegeven, wat betekent: 'in wijde zin'. Het is opvallend hoe weinig een algemeen voorkomende variëteit als het Winterdonsvoetje wordt doorgegeven, hoogstwaarschijnlijk komt dat toch omdat microscopisch onderzoek meestal achterwege blijft.

Winterdonsvoetje (Tubaria furfuracea var. hiemalis)

Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto’s: Piet Brouwer