Zeldzame geelbuikvuurpad gebruikt mechanisme om in kunstmatige leefgebieden te overleven
Stichting RAVONHet mechanisme waar het om gaat heet ‘compensatory recruitment’; het is een fenomeen dat ervoor zorgt dat door extra aanwas van dieren verhoogde sterfte wordt gecompenseerd. Zo kunnen zeldzame soorten waarvan het leefgebied onder druk staat, toch overleven. Het is de eerste keer dat wordt aangetoond dat dit mechanisme ook werkt in door de mens aangetaste habitats. Eerder werd al aangetoond dat geelbuikvuurpadden (Bombina variegata) dit mechanisme toepassen bij infectie door Batrachochytrium dendrobatidis (Bd) (zie: Bd sluipmoordenaar van de geelbuikvuurpad).
Menselijk handelen verstoort habitats
Tegenwoordig vertoont een groot deel van het aardoppervlak sporen van veranderingen door mensen. Deze massale kunstmatigheid van de planeet is één van de belangrijkste oorzaken voor de achteruitgang van de biodiversiteit. Hoewel de meeste organismen negatief worden beïnvloed door dit fenomeen, lijkt een beperkt aantal soorten zich aan deze menselijke activiteiten te kunnen aanpassen.
Hogere sterfte in kunstmatige omgeving
Het team onderzoekers bestudeerde het effect van de invloed van de mens op het natuurlijke leefgebied op de sterfte, aanwas en levensverwachting van volwassen geelbuikpadden; een ernstig bedreigde en beschermde amfibiesoort. Over een totale periode van 25 jaar verzamelde het team individuele gegevens van bijna 21.000 individuele padden uit 67 populaties in West-Europa. Ze ontdekten dat volwassen padden in (door de mens) sterk gemodificeerde landschappen een lagere kans op overleven hebben, sneller verouderen en kortere generatietijden hebben vergeleken met geelbuikvuurpadden in natuurgebieden.
Compensatie voor hogere sterfte
De onderzoekers waren verbaasd toen ze ontdekten dat er een toename waarneembaar was in de aanwas van volwassen padden. Een omgeving die sterk door de mens is beïnvloed, zorgt voor meer sterfte onder volwassen dieren en voor een kortere generatietijd, waardoor dieren zich eerder kunnen voortplanten. Dit leidt tot meer aanwas van jonge dieren en dus een ‘compensatie’ voor de sterfte. Zo kan de populatie stabiel (en aanwezig) blijven, ondanks de hogere sterfte.
Dit mechanisme, 'compensatory recruitment', was zelfs effectief op plaatsen met intensieve mijn- en bosbouwactiviteiten die slechts aan beperkte natuurregelgeving onderworpen waren.
Hugo Cayuela, postdoctoraal onderzoeker aan het CNRS (Laboratorium voor Biometrie en Evolutionaire Biologie, Universiteit Lyon) merkt in het artikel op: “Compensatory recruitment werd tot nu toe vooral bestudeerd in de context van de ecologie van infectieziekten. We wisten ook dat bepaalde planten dit type demografisch mechanisme kunnen vertonen als reactie op antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte) stress. Maar voor zover ik weet, zijn wij de eersten die aantonen dat compenserende rekrutering de levensvatbaarheid van bepaalde dierpopulaties in kunstmatige omgevingen kan garanderen.”
Populaties evengoed bedreigd ondanks compensatie door de soort
Annemarieke Spitzen, onderzoeker bij RAVON en mede-auteur: “Het is goed om de nuancering aan te brengen dat ondanks dat geelbuikvuurpadden tot op zekere hoogte bestand zijn tegen de menselijke verstoring van hun leefgebied, hier grenzen aan zitten. In Nederland blijven de populaties onverminderd onder druk staan, waarbij met name de populaties in de oorspronkelijke kernleefgebieden het lastig hebben. Niet alleen door de kwaliteit van de leefgebieden, maar ook doordat een besmetting met de chytride schimmel Batrachochytrium dendrobatidis de overleving van volwassen dieren vermindert.”
Meer informatie
- Lees hier de samenvatting van het artikel 'Compensatory recruitment allows amphibian population persistence in anthropogenic habitats', geschreven door Cayuela et al. in 2022, PNAS, in press.
Tekst: Annemarieke Spitzen, RAVON. De tekst in dit artikel is een samenvatting van het PNAS-artikel. Annemarieke Spitzen is onderzoeker en mede-auteur.
Foto's: Jelger Herder (leadfoto: geelbuikvuurpad); Edo van Uchelen; Arnold van Rijsewijk